Het werk dat Louise Bourgeois in de jaren 1960 maakt heeft Lucy R. Lippard bloemrijk omschreven in haar artikel in Artforum (13, no.7, maart 1975). Ik neem dat bijna letterlijk over. Lippard schrijft over: ‘menigten (ofwel meerdere staande vormen) van borst-fallus uitsteeksels, vingerachtige groeisels, afgeronde cilinders met diverse verticale of horizontale accenten. Soms zijn het flexibele trossen, zich omhoog duwend uit ruig terrein, soms kogelvormen op een vlak platform, soms zinnelijk glanzende koepels bedekt door een barokke draperie waaruit sommigen tevoorschijn komen en waaronder andere zich verschuilen.’
Lucy Lippard organiseerde in 1966 de invloedrijke groepsexpositie Eccentric Abstraction, in Fischbach Gallery, New York. Daar werd werk getoond van Bourgeois, Eva Hesse, Bruce Nauman, en andere kunstenaars. In die tijd waren er fikse discussies over de vraag of er een ‘women’s art’ was. Ik weet niet goed hoe ik dit moet vertalen. Vrouwenkunst? Kunst voor en door vrouwen? Kunst met een vrouwelijke inslag?
Hoe dan ook, in die tijd zaten de vrouwen middenin die discussie en Lippard zag toentertijd wel dat het te vroeg was om conclusies te trekken. Waarom? Omdat kunst onvermijdelijk beïnvloed wordt door andere kunst die publiekelijk zichtbaar is gemaakt, wat toen (en nu nog steeds?) inhield: kunst gemaakt door mannen.
Tijdens het organiseren van Eccentric Abstraction had ze wel het een en ander gezien dat haar opviel aan het werk van vrouwen.
Wat was dat!?!