Toen Lucy R. Lippard de tentoonstelling Eccentric Abstraction organiseerde, liep ze het ene atelier na het andere af. Of atelier, atelier … dat is misschien een iets te groot woord voor de plekken waar ze de kunstenaressen tegenkwam.
Voor Lippard was dat een grote verrassing, want tegen de tijd dat ze vrouwelijke kunstenaars ging volgen was ze al zeer bekend met veel van de mannelijke kunstenaars die zich gerieflijk hadden genesteld in de kunstwereld. Ze schreef over de mannen, bezocht hun ateliers, bekeek hun werk in de diverse galeries en musea in met name New York, en vormde zich een beeld over het leven en werk van kunstenaars.
Ze vertelt zelf in de inleiding van haar boek From the center, feminist essays on women’s art (Dutton, New York, 1976), dat ze dacht dat elke serieuze kunstenaar een groot professioneel uitziend atelier had, dat belangrijke Amerikaanse kunst bestaat uit werk van groot tot heel groot formaat, en dat belangrijke kunst een formele ‘vooruitgang’ moet laten zien ten opzichte van de daaraan voorafgaande kunst (het zogenaamde vooruitgangsidee in de kunst, dat Maarten Doorman haarfijn uit de doeken doet in zijn boek Steeds mooier, over vooruitgang in de kunst).
En toen kwam ze in contact met de wereld van vrouwen. Natuurlijk, ze is zelf vrouw, maar ja, daar moest je natuurlijk niet te veel nadruk op leggen, want dat was de dood in de pot voor je carrière. Zodra ze zich daarvan bewust werd, tijdens een retraite in een klein dorp in een vreemd land om een boek te schrijven, probeerde ze het over een andere boeg te gooien. Ze ging vrouwelijke kunstenaars volgen.
Ze bezocht hun werkplekken en ze bekeek hun werk … uh, nee … niet in diverse galeries en musea, maar daar waar ze het maakten. Ze ontdekte fikse tegenstellingen met de kunstwereld van de mannen en bemerkte haar eigen vooroordelen, want ze zag dat vrouwen aan het werk waren in een hoekje van studio’s van mannen (vaak de echtgenoot), in slaapkamers, kinderkamers, de keuken. Niks grote ateliers.
Ze zag dat vrouwen werkten aan kleine kunstwerken, omdat ze dat wilden en uit noodzaak. Niks levensgrote kunstwerken. En ze merkte tot haar eigen verrassing dat ze meer geraakt kon worden door de inhoud van een werk (bij dat van de vrouwen) dan door de context ervan (bij werk van mannen).
En dat was niet alles, ze ontdekte nog meer.