De samenstellers van de tentoonstelling feministische kunst internationaal (1978) zijn ervan uitgegaan dat feministische kunst een vertellende, betogende kunst is. Ze hebben daarom de tentoonstelling naar onderwerp ingericht, niet naar vormcriteria, en vijf thema’s gekozen (zie aflevering 106).
Het eerste thema is bewustwording van en verzet tegen stereotype rolpatronen van mannen en vrouwen. Liesbeth Brandt Corstius (1940), kunsthistorica en inmiddels oud-museumdirecteur, schreef aan dit thema in de catalogus (feministische kunst internationaal, 1978, p.19-35).
In het eerste deel schrijft ze over de macht van oude ideeën (zie aflevering 157) en het moeizame proces om kunstenares te worden. Een citaat in dat stuk pakt de kern van dat moeizame proces. Het gaat nota bene om een geschrift uit 1915. Al ruim honderd jaar geleden wisten we hoe het zat. Over moeizaam gesproken … Ik neem hier het citaat onverkort over, inclusief het taalgebruik uit 1915. Het is van Dr. H.C.H. Moquette die in zijn boek De Vrouw schreef over de achterstand van vrouwen op het gebied van kunst:
‘Kan men bij de toenmalige opvoeding der vrouw iets anders verwachten? Een vrouw had veel meer wilskracht nodig om het tot dezelfde hoogte te brengen als een man van gelijke aanleg. Zij had bezwaren te overwinnen, die voor hem niet of niet in die mate bestonden.
Welke weg stond de vrouw open om zich in wetenschap of kunst te bekwamen? … Geboren te worden als dochter van een geleerden vader of te behooren tot een kunstenaarsfamilie gaf bijna de eenige kans aan de vrouw op ontwikkeling van haar natuurlijke gaven voor kennis en kunst. … Voor haar moesten in den regel wetenschap en kunst bijzaak blijven, voor den man konden zij hoofdzaak zijn.
Een professor, een kunstenaar kon zich zonder nadeel voor zijn werk, de weelde van een groot gezin veroorloven, van de schilderes Rachel Ruysch deelen de biografen als een bijzonderheid mee, dat zij als moeder van tien kinderen nog tijd en lust had om het penseel te hanteren en ook van Maria Sibylla Merian wordt het vermeldenswaardig geacht, dat zij ‘onder het kinderen krijgen en onder de last der huiselijke zorgen’, volhardde in de liefde tot de schilderkunst. De meeste vrouwen, die zij het dan ook een bescheiden plaats op het gebied van wetenschap of kunst hebben ingenomen, zijn ongehuwd geweest.’ (1978, p.21)
Dit vat het allemaal wel zo’n beetje samen. Is er veel veranderd? Mwoah, valt tegen.
In Volkskrant Magazine, van 9 februari 2019, vertelt Hajir Hajji, commercieel directeur van Action, dat ze zwanger was van haar tweede kind en dat ‘overal waar ik kwam, of het nou op school was of op feestjes, altijd de ‘ja maar’-vraag [werd] gesteld: heel mooi die carrière, maar hoe gaat dat dan met de kinderen? Daar werd ik onzeker van. Ik dacht: o, ik doe het hélemaal fout’ (p.26). Gelukkig heeft ze een moeder die haar een flinke preek kon geven, ‘dat ik van dat schuldgevoel absoluut geen betere moeder zou worden’, maar tjonge jonge, dit zijn toch achttiende-eeuwse praktijken.
Kunstenaressen die ongehuwd waren en bleven is lang een ‘dingetje’ geweest …