Foto gevonden op deze Sophie Taeuber pagina.
Volgens historica Liesbeth Brandt Corstius is de herwaardering voor toegepaste kunst juist heel belangrijk geweest voor de schilderkunst (feministische kunst internationaal, 1978, p.24-25). Dus Otto van Rees had helemaal niet denigrerend hoeven doen over het borduren van Adya Dutilh (zie aflevering 162). Misschien was het ontdekken van de toegepaste kunst voor kunstenaars (m) belangrijker dan die toegepaste kunst zelf?
‘Hoe het ook zij’, schrijft Brandt Corstius, ‘de abstracte, geometrische vormen van veel toegepaste kunst, de heldere kleuren van de borduursels en weefsels, en de grotere aandacht voor de verschillende materialen met hun verschillende textuur, zijn allemaal van invloed geweest op de ontwikkeling van de abstracte kunst’ (1978, p.25).
Het kubisme verliet de regels van het illusionistische perspectief en volgde de regels die het platte vlak zelf stelt. Kortom, lijkt mij, zoals je een borduurwerk maakt. Brandt Corstius wijst erop dat de kubistische vormanalyse van Adya Dutilh nadrukkelijk geprezen wordt in een tentoonstellingskritiek op het werk van haar, Otto van Rees en Hans Arp (1978, p.25).
Veel kunstenaressen maakten vrij gemakkelijk de stap van abstracte patronen naar abstracte schilderkunst, ‘zodat zij met hun veelal vooruitstrevende werk een belangrijke bijdrage konden leveren aan de ontwikkelingen van het kubisme’. En dat gold ook voor de ‘stimulerende wisselwerking’ tussen de ‘heldere kleuren van borduursels en het expressionisme, en tussen de aandacht voor de textuur van stoffen en het dadaïsme’ (1978, p.25).
Brandt Corstius noemt naast Adya Dutilh en Otto van Rees nog een kunstenaarshuwelijk, dat tussen Sophie Taeuber en Hans Arp.
Sophie wie?
Sophie Taeuber (1889-1943), in de kunstgeschiedenis terechtgekomen als de vrouw van die beroemde dadaïst Hans Arp. ‘En daarnaast’, zo schrijft Brandt Corstius, ‘vinden haar tijdgenoten en de latere kunstcritici het noodzakelijk om voortdurend op haar stille, vrouwelijke bescheidenheid te wijzen, haar eenvoud’ (1978, p.26). In de catalogus Sophie Taeuber-Arp (Winterthur, 1977) beschrijft Rudolf Koella haar als iemand die ‘zich liever op de achtergrond hield, schuw en bescheiden, ingesponnen in haar jongemeisjesachtige poëtische droomwereld’, (1978, p.25).
P r a c h t i g. En zo bezijden de waarheid.
Sophie Taeuber is een vrouw met pit, een vrouw waarmee je gedegen rekening moet houden …