Feuilleton Abramovic - PhD

Aflevering 171 Dood en begraven of gewoon springlevend?

Constance Marie Charpentier (1767-1849), Portret van mademoiselle Charlotte du Val d’Ognes, ca. 1801, olieverf op doek, 162.5 x 129.5 cm, The Metropolitan Museum of Art, New York.

Foto bevonden bij Artsalon Holland.

Of de ideeën van de weefster in spe dood en begraven zijn (zie aflevering 170) … vermoedelijk niet helemaal. Nog steeds worden vrouwen gezien als de mindere goden op deze planeet … vergeleken met mannen dan. Als je uit je bekrompen grot kruipt en een iets breder perspectief hanteert, dan zul je zien dat er sprake is van mensen met diverse kwaliteiten van welk geslacht dan ook.

We hebben nog even te gaan. Als zelfs een politicus die ronduit vrouwen minacht anno 2019 de grootste partij van Nederland kan worden (en dan hebben we het maar even helemaal niet over de VS), is er nog een hoop werk te doen.

Zou de weefster in spe blij zijn geweest met haar weefwerk? Textiele werkvormen met haar prachtige kunstwerken zijn altijd – suf, maar waar – weggezet als ‘tweederangs’. Tenminste … wie deed dat eigenlijk, dat label ‘tweederangs’ geven? Mannen als de kunsthistoricus Hoernes vermoed ik (zie aflevering 170).

Hoe dan ook, de textiele werkvormen maken al enige tijd een revival door. Vandaag kwam een vers blog van De Kunstmeisjes online, getiteld Tussen de draden door lezen. Het gaat over de tentoonstelling Cultural Threads in het Tilburgse TextielMuseum en de taal die geweven, geborduurde, genaaide draden spreken. De Kunstmeisjes hebben daarover een mooi verslag geschreven met fraaie foto’s erbij.

Ik pak hier de draad weer op met het eerste thema uit feministische kunst internationaal (1978, p.19-35): bewustwording van en verzet tegen stereotype rolpatronen van mannen en vrouwen, geschreven door Liesbeth Brandt Corstius (1940), kunsthistorica en inmiddels oud-museumdirecteur. Het is tijd voor het tweede deel van dit thema. Het eerste deel (afleveringen 158-170) ging over de macht van oude ideeën, dit tweede deel gaat over de kracht van nieuwe beelden.

In het algemeen kiezen kunstenaressen in de negentiende en twintigste eeuw onderwerpen als stillevens, bloemstukken en portretten, waarbij zij veelal in aquarel of gouache werken. In hun stijl is er een verschuiving te zien van realistisch naar impressionistisch naar gematigd expressionistisch, met een geleidelijke uitbreiding naar alle – dus ook de ‘mannelijke’ – gebieden. Deze kunstenaressen maken volgens Brandt Corstius het soort kunstwerken dat van hen verwacht wordt. (1978, p.27)

Maar naast dit ‘algemeen’ is er ook het ‘bijzonder’.

About the author

Susan Hol

Ontdek meer van Susan Hol

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder