Hoe vul je met je verbeelding een ‘leemte’? Neem bijvoorbeeld het volgende filmshot: een vrouw stapt op Utrecht centraal station in de trein, het volgende shot laat zien dat ze uitstapt op Amsterdam centraal station.
Als kijker vul je de niet getoonde treinreis met je verbeelding in. Rob van Gerwen noemt dit ‘verbeeldingswaarneming’. Hij schrijft hierover in zijn artikel De ontologische drogreden in de analytische esthetica (te vinden in het Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte, 94:109-123).
Verbeeldingswaarneming is een vermogen dat dichtbij zien-in ligt, maar anders is omdat je iets waarneemt dat afwezig is. Bij zien-in zie je vormen en figuren in bijvoorbeeld zichtbare vlekken op de muur. De vorm van de vlekken zorgt ervoor dat je een paard ziet.
Bij verbeeldingswaarneming zie je bijvoorbeeld in een schilderij een figuur zonder dat dit daadwerkelijk is afgebeeld, er zijn alleen verfvegen en schaduwvlakken te zien.
Een ander, wat krachtiger voorbeeld is de volgende scène uit Robert Bresson’s film L’argent:een vrouw loopt met een volle kom koffie over het pad in haar achtertuin naar de schuur, een nors kijkende man komt haar tegemoet. Het pad is smal en ze blijven recht tegenover elkaar staan. De man heft zijn hand, de vrouw vertrekt haar gezicht, de camera richt zich op de kom koffie in de handen van de vrouw. Je hoort een klap en je ziet de koffie over de rand van de kom klotsen. Als toeschouwer neem je de klap waar, maar ziet deze niet.
Door het camerawerk heb je geen complete zintuiglijke toegang tot de gebeurtenissen en toch maak je het beeld ‘compleet’. Je neemt als het ware met je verbeelding waar, vandaar de term verbeeldingswaarneming.
Verstand, verbeelding, fantasie, zien-in en verbeeldingswaarneming, dat is allemaal goed en wel … maar hoe werkt dat nou als je kunst bekijkt?