Een eeuwenlang taboe op de seksualiteit van de vrouw maakt dit onderwerp een ware zoektocht voor vrouwen. Het werk van vrouwelijke kunstenaars maakt deze zoektocht zichtbaar. Zij tonen in woord en beeld de eigen erotische fantasieën, plus de vragen die daarbij opgeroepen worden.
Liesbeth Brandt Corstius noemt er een paar in de tentoonstellingscatalogus feministische kunst internationaal: ‘in hoeverre is onze erotische fantasie en ons erotisch gedrag bepaald door mannenogen; wat is ‘echt’ en wat ‘onecht’ aan onze gevoelens; of zijn daar geen vaste regels over op te stellen en wisselt ook onze emotionaliteit met de tijd en in de verschillende samenlevingen’ (1978, p.33)?
Brandt Cortstius schrijft over drie vrouwen die in ‘schilderijen, tekeningen en objecten uitbundig de nieuw ontdekte sensualiteit van de vrouw verbeelden’ (1978, p.33). Dit zijn de Française Niki de St. Phalle (1930-2002), de Amerikaanse Dorothy Iannone (1933) en de Nederlandse Ferdi Jansen (1927-1969).
Niki de St. Phalle mag dan Française zijn, als ze drie jaar is verhuist de familie naar New York. Haar ‘carrière’ als dochter van een rijke bankier lijkt precies te gaan zoals verwacht, maar ‘doordat ze op elfjarige leeftijd door haar vader was misbruikt, leed ze aan gedragsstoornissen en werd ze herhaaldelijk van school gestuurd’, zo valt te lezen in Vrouw|en Kunst (2002, Taschen, p.474). Natuurlijk volgt het gebruikelijke blaming the victim, zíj doet raar en is een probleem dus moet zíj opgeborgen worden in een klooster, in plaats van dat paps een dreun voor zijn harses krijgt.
Op negentienjarige leeftijd trouwt ze met schrijver en jeugdvriend Harry Mathews en krijgt met hem twee kinderen. Ze werkt in die tijd ook als fotomodel (Vogue, Life Magazine, Elle) en doet een acteursopleiding. In de jaren 1950 vertrekt het gezin naar Europa om daar te wonen en te werken, met name in Parijs, waar St. Phalle geboren was. (bronnen: Kunstbus, visitMons)
In 1953 begint de kunstenaar met schilderen, na een ziekenhuisopname vanwege een zenuwinzinking. Het schilderen helpt haar door de crisis heen en ze besluit kunstenaar te worden. 1960 is een belangrijk jaar. Ze gaat scheiden, haar ex krijgt de voogdij over de kinderen en haar kunstenaarscarrière kan van start gaan. Haar atelier in de Impasse Ronsin in Parijs wordt een verzamelplaats van kunstenaars, waaronder beeldhouwer Jean Tinguely met wie ze veel zal gaan samenwerken en waarmee ze later ook zal trouwen. (bronnen: Vrouw|en Kunst, 2002, p. 474, visitMons)
In haar gloednieuwe vrijheid gaat ze kunstwerken maken van gips, objecten en plastic zakken vol verf. De een noemt deze werken ‘assemblages’, de ander ‘reliëfs’ en ik vind het wel op installaties lijken. In ieder geval propt ze driedimensionale (gevonden) voorwerpen bij elkaar tot een nieuwe compositie.
Deze kunstwerken geven een hoop lucht aan haar gevoelens van agressie, met de hulp van een jachtgeweer (zie dit filmpje).