Als je naar kunstwerken kijkt, kan de verbeelding een waardevol vermogen zijn. Maar voordat je de verbeelding frank, vrij en losbandig in gaat zetten, moet je eerst met nog iets anders rekening houden: een zekere gepastheid is noodzakelijk.
Wat bedoel ik daarmee?
Als de verbeeldingskracht overheerst, is er een kans dat je geen recht doet aan het gepresenteerde werk. Hetzelfde geldt als je verstand overheerst en kennisoordelen de boventoon voeren.
De bedoeling is om de juiste mix van verstand (kenvermogens) en verbeeldingskracht in te zetten. Een mix waarbij je de kenvermogens voldoende vrij spel geeft door de verbeeldingskracht te laten spreken.
Pas dan kun je tot smaakoordelen komen als ‘dat vind ik mooi’ of ‘dat vind ik afschuwelijk’ en een kunstwerk op gepaste wijze waarderen.
Maar hoe doe je dat? Hoe kom je tot die juiste mix? En welke rol spelen fantasie, zien-in en verbeeldingswaarneming daarbij?