Foto komt van wikip.
De thuisarbeidsters moeten het doen met slechte arbeidsvoorwaarden, maar werken wel in hun eigen omgeving (zie aflevering 189). De vrouwen die buitenshuis werken krijgen veelal te maken met bekende machtsverhoudingen, aldus Liesbeth Brandt Corstius, ‘de vrouw werkt voor de man als typiste, koffiejuffrouw of secretaresse’ (feministische kunst internationaal, 1978, p.37).
De Amerikaanse kunstenaar Carol Law (1943) nam dit op de hak met haar collage Typewriter woman: erasable (1978): de vrouw als inwisselbare, stereotype, goedverzorgde en goedkope arbeidskracht. De techniek waarmee Law werkte maakte ‘een andere verspreiding van het werk mogelijk, goedkoper vaak, maar ook in niet-museale ruimtes’ (Brandt Corstius, 1978, p.79).
Law zelf noemt het een ‘democratische voorstelling’, niet bedoeld als ‘kostbaar kunstobject’ (1978, p.79). Helaas kan ik nu niets meer vinden over deze kunstenaar, alleen een winkel die T-shirts verkoopt met haar Typwriter woman erop geprint.
De werkomgeving van het ziekenhuis is ook niet bepaald democratisch als het gaat om de man-vrouwverhoudingen. Brandt Corstius heeft het over een ‘koude wereld’ en ‘de fabriek die ziekenhuis heet’, met een ‘bijna onmenselijk, perfect georganiseerd regime, een hoge technologie en in witte jassen gestoken robots’. Om haar woorden kracht bij te zetten maakt ze de vergelijking met de vrouw die ‘ooit in een gynaecologische stoel heeft gelegen’, want deze vrouw ‘kent het gevoel van absolute onderwerping in deze harde cleane wereld’, aldus Brandt Corstius (1978, p.37).
De Duitse kunstenaar Maina-Miriam Munsky (1943-1999) verbeeldt dat gevoel van absolute onderwerping in haar schilderijen. Ze schildert naar eigen zeggen (in de catalogus feministische kunst internationaal, p.84) de ingrepen in het leven van de vrouw en het kind, operaties, geboorte, dood, grenssituaties van de mens, de hulpeloosheid in die situaties, het uitgeleverd zijn.
De thema’s van geboorte en dood zijn natuurlijk aloude thema’s, merkt Marlite Halbertsma daarbij op, maar in de westerse kunstgeschiedenis werden ze vooral verbeeld in talrijke versies van de geboorte en dood van Christus, en het doodsbed van heiligen of andere ‘hoogstaande’ figuren. Munsky heeft deze traditie gemoderniseerd en gedemocratiseerd: haar personen zijn anoniem en inwisselbaar.
Volgens Marlite Halbertsma past dit ook bij de modernisering van het baren en sterven ‘dat als het ware aan de lopende band, omringd door technische apparaten, in ziekenhuizen plaatsvindt. Mensen zijn in deze omgeving gevallen, geen individuen […] machines die al dan niet goed functioneren en die weer op gang gebracht worden …’ (Halbertsma, 1978, p.84).
Munsky, die zelf als jonge vrouw een abortus heeft ondergaan en genoodzaakt was daarvoor naar Nederland uit te wijken omdat in Duitsland het risico van vervolging was, heeft veel tijdens operaties en bevallingen gefotografeerd. Nu ken ik de kunstenaar niet, maar ik kan me voorstellen dat de situatie rondom haar abortus heeft geleid tot dit artistieke thema.
Haar schilderij Emanzipation (1970) is gemaakt naar een van haar foto’s en is volgens Halbertsma een cynisch commentaar, want hoezo ‘baas in eigen buik’. Eenmaal liggend in de gynaecologische stoel, vastgebonden (zie afbeelding bij deze aflevering), is de vrouw een overgeleverd object. Hier gelden de regels van het ziekenhuis. (1978, p.84)