Bij het vrije spel van de kenvermogens gaat het niet zozeer om fantaseren, maar om invoeling.
Zo schreef Rob van Gerwen in Esthetische Ideeën en Morele Bezieling. Kant over Schoonheid (CREA-Studium Generale. Cyclus Visies op schoonheid. Amsterdam, 1 november, 1995).
Ik ben het met hem eens. Fantasie heeft iets grenzeloos. Ik kan me nu een vaas bloemen voorstellen, op de rug van een roze olifant, in mijn achtertuin, terwijl de schuur instort en het eten zich vanzelf klaarmaakt, om maar iets te noemen.
Je fantasie gebruiken bij een kunstwerk kan reuze leuk zijn, maar doet meestal geen recht aan het gepresenteerde kunstwerk.
Zo kan ik bij de foto van de performance van Abramović op het bed met kaarsen fantaseren dat haar kleren in de fik vliegen, het ijzeren frame smelt en Abramović vergaat tot een hoopje verkoolde as. Hoe vermakelijk of afschuwelijk dat misschien ook kan zijn, het past niet bij het kunstwerk.
Als ik niet fantaseer maar mijn verbeelding gebruik, dan kan ik mij met mijn gevoel verplaatsen in wat ik zie. Dat geeft diepte aan gevoelens van behagen en onbehagen.
Zo zie ik bij Jawlenski’s portretten niet alleen vegen, strepen en schematische verfstreken, ik zie een portret dat ik adembenemend mooi vind. Met mijn verbeelding verbind ik die vegen, strepen en verfstreken tot een prachtig portret.
Bij Abramović op het bed met kaarsen zie ik niet alleen het ijzeren frame, de kaarsen en de kunstenaar die op dat frame ligt, ik kan invoelen hoe heet het moet zijn boven die kaarsen, hoe onaangenaam het liggen op dat frame moet zijn, hoe angstig de kans op verbranding kan zijn.
Invoelen speelt een rol bij hoezeer je geraakt wordt als je een object bekijkt. Het is iets anders om rustig vanaf een afstandje naar vorm, kleur en vakvrouwschap te kijken, dan wanneer je de zeggingskracht van een portret op je laat inwerken, of de hitte, onaangenaamheid en eventuele angst van een kunstenaar op een frame boven brandende kaarsen.
Het vermogen tot invoelen kan ervoor zorgen dat een kunstwerk gevoelens oproept als ontroering, verdriet, melancholie, harmonie, woede en blijdschap. Een kunstwerk kan misschien zelfs troost bieden. Het schijnt dat Claude Pompidou museum Pompidou in Parijs regelmatig bezocht en vooral als ze zich triest voelde. Kunst was volgens haar het enige dat de geest kan verlichten.
Maar is het gebruikmaken van dat vermogen tot invoelen wel altijd even gepast?