Foto van de site van de kunstenaar.
Katharina Sieverding (1944), geboren in Praag maar op vijfjarige leeftijd verkast naar Duitsland, verbeeldt volgens Rosa Lindenburg de onderlinge verwisselbaarheid van het mannelijke en vrouwelijke, zónder daaraan een kritisch commentaar of een herwaardering te koppelen (zie aflevering 223; feministische kunst internationaal, 1978, p.51).
De kunstenaarsloopbaan van Sieverding gaat van decorontwerp naar beeldhouwwerk tot uiteindelijk fotografie en film. In de jaren 1970 is ze ervan overtuigd dat het ‘gendergevecht’ in jezelf plaatsvindt en werkt veel met fotomontages. Ze legt daarbij foto’s van haar eigen gezicht en dat van mannen over elkaar, zodat er een beeld ontstaat waarin je niet meer de vinger kan leggen op wat nou mannelijk en wat vrouwelijk is.
Deze benadering heeft volgens Lucy R. Lippard meer weg van de traditionele (Platonische, Gnostische enz.) mythe van androgynie als twee (2) in een (1) (From the center, feminist essays on women’s art, 1976, p.128). Voor zover ik het begrijp gaat dit dan over het verenigen van het vrouwelijke en mannelijke in het eigen lichaam: binnen- en buitenkant lijken op elkaar en het vrouwelijke en mannelijke is noch vrouwelijk noch mannelijk.
In de jaren 1980 en de jaren erna zie je androgynie steeds meer verschijnen in kunst en cultuur, waaronder bij popartiesten zoals David Bowie, Marilyn Manson, Prince, Grace Jones en vele anderen.
Het laatste punt op het lijstje van Rosa Lindenburg is 8. vrouwelijke beeldtaal (female imagery) (feministische kunst internationaal, 1978, p.51, zie ook de afleveringen 202-203, 217-224) en volgens haar is dat ‘een typisch verschijnsel van de feministische kunst aan de Amerikaanse Westkust en wordt [dit] door feministes niet algemeen aanvaard’ (1978, p.48).
In dit ‘verschijnsel’ staan vaginale vormen centraal, aldus Lindenburg, en is dat allemaal begonnen in de jaren 1960 bij kunstenaars als Faith Wilding (zie aflevering 145), Judy Chicago (zie afleveringen 107-115) en Miriam Schapiro (zie afleveringen 110, 133, 145 en 193). Zij waren opgeleid in de zogenaamde post-painterly abstraction. (1978, p.51)
Na even zoeken op internet zag ik dat de term post-painterly abstraction in 1964 is bedacht door Clement Greenberg voor ‘zijn’ (hij was de conservator) tentoonstelling in Amerika, waaraan 31 kunstenaars (m) deelnamen. De manier van schilderen is ontsproten uit het abstract expressionisme, in die zin dat een aantal kunstenaars geen zin meer had in gegooi en gesmijt met verf maar juist iets heel straks op het doek wilde zetten.
De vrouwen die waren opgeleid in post-painterly abstraction zagen hierin geen uitdrukkingsmogelijkheden meer. Vooral Judy Chicago heeft de richting ‘vrouwelijke beeldtaal’ het meest bekend gemaakt, met haar schilderijen en ook met haar boek Through the Flower uit 1974. Het project waarbij ze de meeste bekendheid geniet onder het grote publiek is The Dinner Party, waarin onder andere 39 keramische borden zijn opgenomen met heel duidelijke vaginale vormen.
Chicago liet zich inspireren door Georgia O’Keeffe, die grote gedetailleerde bloemen schilderde en daarbij onbedoeld vaginavormen afbeeldde (zie afleveringen 111, 141-142). ‘Ook in overdrachtelijke zin wordt de vagina wel gelijkgesteld met de bloem (to deflower = ontmaagden) en de vlinder, die in de traditionele iconografie geassocieerd wordt met wedergeboorte’, aldus Lindenburg (1978, p.51).
Judy Chicago schrijft in haar biografie over haar ommezwaai …