Foto gevonden bij Wikimedia Commons.
Konden vrouwen naar een kunstacademie? Nee, ze mochten niet naar binnen.
Hadden vrouwen toegang tot een andere opleiding om toch kunstschilder te worden? Soms, als hun ouders rijk genoeg waren, of zelf kunstschilder, en – niet onbelangrijk – als zij hun dochter ondersteunden in haar ontwikkeling tot kunstenaar.
Ellen Schuurman omschrijft het mooi in haar artikel ‘Op zeldzame hoogte’. Vrouwelijke schilders in de Renaissance: ‘Alsof ze schilderden met hun kwast tussen hun tenen, zo werden vrouwelijke schilders door de allereerste kunstcritici in de Renaissance bekeken. Iedereen verwonderde zich over de Sixtijnse Kapel van Michelangelo, Da Vinci’s Mona Lisa en het melkmeisje van Vermeer, maar van een schilderende vrouw stond men pas echt perplex. […] Eeuwenlang werden vrouwen op allerlei manieren uitgesloten van de kunstwereld. Toch wist een aantal vrouwen uit te groeien tot hooggewaardeerde schilders, ondanks de vele obstakels die zij op hun pad tegenkwamen.’
Ook Ellen Schuurman verwijst naar de tot vervelens toe gemaakte opmerking dat een gebrek aan bekende vrouwelijke schilders wel gebrek aan vakvrouwschap zal betekenen. Welnu, als er íemand heeft gewezen op …
Nee, dat lukt niet in één zin. Ik wilde Linda Nochlin noemen en even kort wat ze allemaal heeft geschreven in haar artikel Why Have There Been No Great Women Artists? (1971). Dat moet wachten tot later. Eerst terug naar de negentiende eeuw, toen vrouwelijke kunstenaars zich zijn gaan richten op het realisme en Nochlin dat onderzoekt met de vraag of er een specifieke vrouwelijke wijze van werken is in de beeldende kunst (zie aflevering 228).
Waarom zijn kunstenaars (v) zich in de negentiende eeuw gaan richten op het realisme?
Het antwoord is simpel: ze hadden daar toegang toe. Vrouwen waren afgesneden van de uitverkorenen (mannen) die historiestukken leerden schilderden, die zich vergaande anatomische en perspectivische eisen eigen maakten, die onder begeleiding de geïdealiseerde klassieke of religieuze onderwerpen onder de knie kregen. De mannen maakten op grote schaal historiestukken en werden financieel en in aanzien fiks beloond. (Some Women Realists, 1974, in: Women, Art, and Power and Other Essays, 1988, p.86).
Fijn voor hen! Heel jammer voor de getalenteerde vrouwen en voor ons trouwens ook, nu we voor altijd hun werk op dat gebied moeten missen. Maar de vrouwen lieten zich ondertussen niet door één gat vangen, welnee, het realisme bracht uitkomst. Het realistische werkgebied van de vrouwen omvatte de portretkunst, stillevens en genreschilderkunst: voorstellingen uit het dagelijks leven en de alledaagse eigen omgeving.
Nu kan geen vrouw een beweging maken zonder dat er minstens een man klaar zit om daar een oordeel over te vellen. Zo ook, natuurlijk, over de vrouwelijke kunstenaars die zich de realistische schilderkunst eigen maakten.