Foto gevonden op Artsalon Holland.
Als vrouwen dan toch zo nodig moesten schilderen – of schrijven, want zowaar werden vrouwen in de negentiende eeuw niet enórm gigantisch gehinderd bij het schrijven van een realistische roman – dan was het maar goed dat zij zich bezighielden met de realistische kunst.
Huh, hoezo dan?
Nou, zo dachten de patriarchen, de genreschilderkunst – en sowieso realistische kunst in het algemeen – biedt een directere weerspiegeling van de specifieke feminiene belangstelling van de vrouwelijke kunstenaars dan abstracte kunst of geïdealiseerde kunst (dat is kunst waarbij de schilder vormen uit de werkelijkheid verfraait).
Zucht. Maar waarom dan? Het is begrijpelijker, dachten de mannen.
Linda Nochlin schrijft het íets anders in haar essay (Some Women Realists, 1974, in: Women, Art, and Power and Other Essays, 1988, p.86), maar het komt wel zo’n beetje hierop neer.
Maar goed, het ging om het zoeken naar een specifieke vrouwelijke wijze van werken in de beeldende kunst (zie aflevering 229). Is iets dergelijks terug te vinden in de realistische kunst van vrouwen?
Volgens Nochlin moet je daar voorzichtig mee zijn. Een feminiene attitude ontwaren in de realistische kunst van vrouwen is net zo lastig als dit proberen te ontdekken in abstracte schilderijen. Vrouw zijn is dan misschien een factor van betekenis, en mogelijk zelfs een belangrijke factor bij het maken van een kunstwerk, toch kun je op basis daarvan erg weinig voorspellingen doen, aldus Nochlin. Net zo min als je enige voorspellingen kunt doen bij factoren als een Amerikaan zijn of een dwerg, of geboren zijn in 1900 in plaats van in 1940. (1988, p.86)
Als je een bepaalde stijl of bepaald onderwerp bij vrouwelijke kunstenaars wilt ontdekken, dan is haar vrouw-zijn een noodzakelijke voorwaarde. Het is echter in geen geval een voldoende voorwaarde. Haar vrouw-zijn is één element dat samengaat met andere elementen, zoals haar nationaliteit, haar leeftijd, haar opleiding, haar temperament, haar reactie op beschikbare manieren van uitdrukken, of haar prioriteiten bij haar eigen bewustwording. (1988, p.86-87)
Voor de vrouwelijke realist, net als de vrouwelijke kunstenaar in het algemeen, kan het gewaarworden van het creatieve zelf als een vrouw een meer of minder grote rol spelen in het maken van beeldende kunst. De laatste jaren, zo schrijft Nochlin, met de opkomst van een machtige en zich duidelijk uitsprekende vrouwenbeweging, is deze gewaarwording van bewuste feminiene identificatie een dominantere factor geworden in het werk van vele vrouwelijke kunstenaars. Zij zijn zichzelf meer concreet gaan definiëren als vrouw, en hun gevoelens en interesses gaan identificeren met die van andere vrouwen op het gebied van kunst en politiek, evenals in hun privédomeinen van de verbeelding. (1988, p.87)
Maar hoe onderscheid je onbewuste of halfbewuste motieven van bewuste intenties als de kunstenaar een bepaald realistisch motief kiest of kiest vanuit een gegeven waarnemingspositie? Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of een vrouw vanuit bewuste feministische principes ervoor kiest de vloer van haar woonkamer af te beelden, of de Maagd van Macarena, of moeders en kinderen, in plaats van trucks, motoren en pin-ups. Misschien kiest ze die onderwerpen omdat ze voor haar bekend zijn of gemakkelijk beschikbaar, of misschien vanwege een combinatie van deze redenen.