Foto gevonden bij Clarissa Rizal.
De samenstellers van de tentoonstelling feministische kunst internationaal (1978) zijn ervan uitgegaan dat feministische kunst een vertellende, betogende kunst is. Ze hebben daarom de tentoonstelling naar onderwerp ingericht, niet naar vormcriteria, en vijf thema’s gekozen (zie aflevering 106).
In de afleveringen 158-185 kwam het eerste thema aan bod: bewustwording van en verzet tegen stereotype rolpatronen van mannen en vrouwen. Afleveringen 186-193, thema 2, gingen over: van binnen naar buiten, rolpatronen van vrouwen en mannen in beeld. Het derde thema, afleveringen 194-253, behandelde seksualiteit en bevrijding.
Thema 4, zoeken naar inspirerende voorbeelden van vrouwen uit heden en verleden, die laten zien dat een vrouw meer en anders kan zijn dan de gangbare clichés vrouwen graag doen geloven, is net als thema 3 geschreven door Rosa Lindenburg (1948, zie info in aflevering 194). (feministische kunst internationaal, 1978, p.40-45). Haar artikel is getiteld Gouden draadjes; Over de herwaardering van traditionele vrouwelijke creativiteit.
Als je het hebt over herwaardering van traditionele vrouwelijke kwaliteit, kom je heel snel bij de zogenaamde ’toegepaste’ kunst terecht, een onderwerp dat in dit feuilleton al een aantal keer eerder aan bod is geweest (afleveringen 139, 161-163, 169-170, 193). De sterke vertegenwoordiging van vrouwen in de toegepaste kunsten ligt met name op het terrein van textiel. Het gebied van de schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur, de zogenaamde ‘hogere’ kunst in de westerse kunstgeschiedenis, is oververtegenwoordigd door mannen.
Door de vele mannen in de ‘hogere’ kunst en de vele vrouwen in de ‘toegepaste’ kunst, heerste het idee dat vrouwen over minder creatieve talenten zouden beschikken. Hier is sprake van een dubbele onderwaardering: van vrouwelijke creativiteit en van toegepaste kunst. Lindenburg citeert een (nogal poëtische) uitspraak van criticus Peter Gorsen (1933-2017): ‘In het fijnmazige patroon van onderdrukking en afhankelijkheid zijn de vrouwelijke eigenschappen als gouden draadjes ingeweven. Het is de taak van de feministische kunst de gouden draden uit dit patroon te lichten om daarmee een systeem van ondermijnende beelden op te bouwen. Dat kan het begin zijn van een feministische kunst die haar tanden zet in de tegenstrijdigheden, die in het kapitalisme ingebakken zit.’ (1978, p.40)
Lindenburg onderscheidt in haar artikel ‘sociale creativiteit’ en ‘productieve creativiteit’. Ze baseert dat op een stuk van de Oostenrijkse kunstenaar Valie Export (zie ook aflevering 155), getiteld Überlegungen zum Verhältnis von Frau und Kreativität, en dat komt uit de Duitse versie van feministische kunst internationaal: Kunstlerinnen International 1877-1977 (1977). Een keer raden hoe de verdeling onder mannen en vrouwen is als het gaat om sociale en productieve creativiteit…