Foto gevonden op site kunstenaar.
Joyce Kozloff (1942) en Miriam Schapiro (1923-2015) laten zich vanuit een feministisch bewustzijn inspireren door herhalingsmotieven en de kleurenrijkdom van vrouwenkunsten als weven, lapwerk en naaien. Zij maken deel uit van de Pattern Painting-beweging (zie aflevering 258). (Rosa Lindenburg, feministische kunst internationaal, 1978, p.42)
In deze beweging komen ook veel motieven voor uit niet-Westerse culturen die niet direct verbonden zijn met vrouwelijke creativiteit. Waarom maken feministen hiervan gebruik? Dat gaat ‘vanzelf’. De herwaardering van de decoratieve kunsten brengt ook een erkenning voor anonieme artistieke prestaties van vrouwen met zich mee. (1978, p.42)
Maar heeft het opnieuw bewust hanteren van traditionele vormen van vrouwelijke creativiteit bij het publiek altijd het beoogde effect? Worden daarmee niet bestaande vooroordelen bevestigd? Dit zijn twee heel terechte vragen van Lindenburg (1978, p.42), die ze helaas niet beantwoord. Misschien dat ik daar in de loop van dit onderzoek iets aan kan doen.
De schilderijen van Kozloff zijn volgens eigen zeggen ‘architecturale fantasieën’, grote doeken waarom decoratieve patronen zijn aangebracht, schrijft Lidewijn Reckman in de catalogus bij de extra info over de kunstenaars (feministische kunst internationaal, 1978, p.77-78). Het zijn patronen zoals je die ziet in de architectuur (stapelen van bouwmaterialen), in tapijten (de ineen geweven draden) en in de decoratief met tegels beklede wanden, vloeren en plafonds van bijvoorbeeld Moorse gebouwen. Deze patronen bepalen de structuur en functie van het gebouw of kleed. (1978, p.77)
In het schilderij Striped Cathedral (zie afbeelding bij deze aflevering) zet Kozloff twee verschillende zaken naast elkaar, aldus Lindenburg, namelijk de decoratieve motieven uit de toegepaste kunst en grote kleurvlakken zoals gebruikelijk bij de schilders van de – door Clement Greenberg gedoopte – postpainterly abstraction, een gevestigde moderne kunstrichting. Decoratie en kleurvlakken krijgen zo een gelijke status en vormen samen een nieuwe decoratieve vorm. Het feminisme heeft volgens Lindenburg een belangrijke impuls gegeven aan deze nieuwe decoratieve vormen, die een gevarieerd antwoord laten zien op minimal art en postpainterly abstraction. (1978, p. 42)
Wat zegt Kozloff er zelf over?