Een andere vorm van samenwerking (zie ook aflevering 273) is die van de Zwitserse kunstenaars Alice Arnold (1952-?; op internet niet te vinden) en Gertrud Vogler (1936-2018). Zij delen hun liefde voor marmeren negentiende-eeuwse grafbeelden én voor fotografie. Samen gaan ze op stap en kiezen ze de onderwerpen voor hun foto’s. Ze maken beiden foto’s en drukken deze beiden af. Het uiteindelijke fotoproject is het product van hun gezamenlijke inspanning. (Lidewijn Reckman, feministische kunst internationaal, 1978, p.56)
Hun onderwerp, de grafbeelden uit de negentiende eeuw, genoot hoge waardering in die negentiende eeuw en werd als volwaardig onderdeel van de beeldhouwkunst beschouwd. Het grote kerkhof in Genua gold als een bezienswaardigheid van de eerste rang, schrijft Marlite Halbertsma bij de extra informatie in de catalogus (feministische kunst internationaal, 1978, p.59-60). Die waardering werd in de eeuwen erna wel anders, wij kennen het meer als kitscherige grafbeelden.
Vogler en Arnold zijn vaak te vinden op de kerkhoven in Noord- en Zuid-Europa, met name in Genua en Milaan. Ze zijn geïnteresseerd in de typische kerkhofsymboliek waarin de rolpatronen duidelijk doorklinken (‘een trouwe echtgenote en een echte moeder was je en dat zegt alles’; ‘de vrouw zij onderdanig aan de man’), maar voelen zich ook aangetrokken door de ‘onloochenbare schoonheid en melancholische sfeer van de kerkhoven’, aldus Halbertsma (1978, p.60)
Bij de kerkhofsculptuur is geen sprake van l’art pour l’art, waardoor het afwijkt van andere kunst, zo merkt Halbertsma terecht op. In de negentiende en twintigste eeuw ging het namelijk om opdrachten. De beeldhouwer kreeg helder omschreven richtlijnen, zoals een bepaald aantal figuren, nauwkeurige gelijkenis, materiaal en opschriften. ‘Toch weerspiegelen zich in deze beeldhouwkunst wel degelijk allerlei stromingen van de negentiende- en twintigste-eeuwse kunst, van Neoclassicisme via Realisme naar Symbolisme en Jugendstil’, aldus Halbertsma. (1978, p.60)
Als overheersende stroming noemt Halbertsma een sentimenteel Realisme dat aansluit bij de salonkunst. (1978, p.60) Salonkunst? De salon, een openbare expositie van kunstwerken, werd in de negentiende eeuw definitief de beslissende en onmisbare vorm om het contact tussen kunstproducenten en -consumenten. Door maatschappelijke, economische en culturele ontwikkelingen moesten kunstenaars – inmiddels vrij en ongebonden, dus niet meer in dienst van een vorst en los van een gilde – hun werk op de een of andere manier zien te verkopen. Zo ontstond de salon als expositie/kunstverkoopruimte. (Bron: Kunstbus)