De Duitse kunstenaars Dagmar Dorsten en Elke Lixfeld hebben ook enige jaren samengewerkt, zo schrijft Lidewijn Reckman in de tentoonstellingscatalogus feministische kunst internationaal (1978, p.56) over het samenwerken van kunstenaars (v) (zie afleveringen 273-276). De vrouwen hielden zich bezig met het zichtbaar maken van de voorwaarden voor menselijke relaties; de zorg voor elkaar, het scheppen van sfeer en het inrichten van ruimtes, aldus Reckman. Deze kunstenaars en hun werk zijn al aan bod gekomen in aflevering 268, dus zie aldaar 😉
Natuurlijk noemt Reckman als voorbeeld van samenwerking tussen kunstenaars The Dinner Party, al is dit een samenwerking van een kunstenaar – Judy Chicago – met tweehonderd, vaak vrijwillige, helpers. In verschillende ateliers werd gewerkt met diverse technieken, want dit kunstwerk bevat ook onderdelen met traditioneel vrouwelijke technieken als keramiek en naaldwerk. (1978, p.56) Dit project is in de afleveringen 71 (met YouTube-filmpje), 225, 261 en 262 besproken.
Aflevering 265, getiteld A Portrait of the Artist as a Young Housewife, nog vers in het geheugen? Reckman noemt logischerwijs de ‘postkunst’ van Kate Walker en Sally Gallop – beiden kunstenaar, moeder en huisvrouw – ook als samenwerkingsproject. Kleine genaaide, gehaakte of gebreide kunstwerken, bijvoorbeeld een gebakken ei of een sofakussen getransformeerd tot vagina met ritssluiting, gingen over de post naar elkaar. De postkunst groeide uit tot een groot uitwisselingsproject per post. (1978, p.56-57)
Kunstenaars zoeken niet alleen aansluiting bij elkaar maar ook bij het publiek. Reckman heeft het over samenwerking tussen professionele kunstenaars en ‘amateurs’, maar heeft het daarna over ‘vrouwenpubliek’. Ze schrijft ook: ‘Juist bij de feministische kunstenares zal het verwijt vanuit de vrouwenbeweging, dat zij ‘elitair’ bezig is, dubbel hard aankomen. Vandaar de pogingen om in haar onderwerpkeuze aansluiting te zoeken bij haar vrouwenpubliek.’ (1978, p.57)
Een niet zo gemakkelijke stap. De diskwalificatie ‘elitair’, waar ook in onze tijd zo ruimhartig mee gestrooid wordt, betekent wel dat deze ‘elite-persoon’ beschikt over specifieke vaardigheden en kennis die het gemiddelde publiek niet heeft. Maar samenwerking met het vrouwenpubliek biedt de kunstenaars wel de mogelijkheid om individuele ervaringen en belevingen om te zetten in gemeenschappelijke. Reckman noemt daarbij de happenings van de jaren 1960 (zie ook afleveringen 81, 180, 199), waarbij de actieve deelname van het publiek een vereiste was voor het realiseren van het kunstwerk. (1978, p.57)
Uit deze samenwerking met het publiek ontstaan ook initiatieven voor workshops …