En klik! Met de fotografie had je zomaar in één klik de realistische weergave. (Ja, dit is nog steeds een geschiedenis in zevenmijlslaarzen 🙂 , zie ook aflevering 28.) Het uiterst precisiewerk van de academische schilders leek ineens een nutteloze bezigheid.
Jonge schilders, zoals Monet, Renoir, Degas en Cézanne, gingen juist ‘vager’ werken. De impressie werd belangrijk, de beleving en sfeer van het schilderij. Hun onderwerpen kwamen uit het gewone leven. Zo wisten ze de gezelligheid en levendigheid van een drukbezocht café over te brengen, of de warme, romantische sfeer van de ondergaande zon bij het water.
Eerst vonden de toeschouwers het maar niks. Het leek in hun ogen het werk van amateurs. Je kunt ze dat niet kwalijk nemen. Ze waren het precisiewerk van de academische schilders gewend. De jonge schilders, avant-gardekunstenaars, hadden met hun impressionistische werken een artistieke traditie en heersende kunstopvattingen op de hak genomen.
Toch was het voor die toeschouwers, na de eerste schrik, relatief gemakkelijk om het werk van de impressionisten te leren waarderen. Zij zochten en vonden overeenkomsten tussen het werk van de impressionisten en die uit de artistieke traditie, bijvoorbeeld formele aspecten zoals formaat, grootte, kleur, lijn, vorm, textuur en materialen. Ze voegden vervolgens nieuwe waarden toe aan de voorraad bekende categorieën voor het waarderen en bekritiseren van werk, zoals een vlotte penseelstreek, de subjectieve waarneming van de kunstenaar, aandacht voor sfeer.
Maar ja, toen zette een kunstenaar een omgekeerde pispot in het museum. Wat moest je dáár nou weer mee!