Foto gevonden bij Atria
‘Kunstenaressen in de zaal voelden zich bedreigd in de vrije keuze van hun onderwerp en beperkt in hun formele beslissingen’, zo schrijft Ingelies Vermeulen in haar artikel Feministische kunst een (on)haalbaar ideaal? (Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 26, 2006, p.176, zie ook aflevering 316).
De eerste vragensteller uit de zaal tijdens de paneldiscussie (zie aflevering 316) citeerde een uitspraak van de oud-directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, Willem Sandberg (1897-1984). Hij zei ooit dat er geen joodse en geen fascistische kunst bestaat, maar alleen maar kunst. Volgens Vermeulen was daarmee een belangrijk punt van terugkerende kritiek gemaakt: ‘feministische kunst zou niet meer en niet minder moeten willen zijn dan kunst met een feministisch onderwerp’. (2006, p.176)
Ja, en, denk ik dan, wat is het probleem? Zijn de vrouwen te ambitieus soms? Als je ziet hoe elk kronkeltje kunst van mannen onmiddellijk is verworden tot een stroming, dan zie ik niet in waarom hier moeilijk over werd gedaan. Nou ja, eh, ik bedoel, natuurlijk wel, eigenlijk … gezien de tijd waarin dit gebeurde, met de toen zo diep ingebakken laatdunkende houding ten opzichte van zo’n beetje alles wat vrouwen ondernamen, konden allerlei protesten natuurlijk niet uitblijven.
Veel critici, zo schrijft Vermeulen, waren het niet eens met het idee van een stroming. Het wordt wel gezien als een nieuwe vorm van kunst, maar die moest zich eerst nog maar eens bewijzen. (2006, p.176)
Tsssk. Wél een nieuwe vorm van kunst, zoals ook gold voor – in willekeurige volgorde – dada, expressionisme, impressionisme, jugendstil, realisme, pointillisme, cobra, fauvisme, futurisme, surrealisme, popart, conceptuele kunst, maar géén stroming. Ah, maar natuurlijk, dan zijn die andere nieuwe vormen van kunst ook geen stromingen. Dát is het.
De critici waarover Vermeulen het in haar artikel heeft, zijn de mensen die in kranten en tijdschriften over de tentoonstelling Feministische Kunst Internationaal schreven. Er waren véél recensies …