Feuilleton Abramovic - PhD

Aflevering 366 De arme maar vrije geest en de chic de friemel

Susan Hol, Drie wolkjes en verdwijnende vliegtuigstrepen, 2011.

Alle belangrijke moderne-kunststromingen zijn voor de Eerste Wereldoorlog ontstaan, behalve De Stijl, Dada, het Constructivisme en Surrealisme. Toch lijken ze volgens Tom Wolfe allemaal uit de jaren twintig te stammen. (Het geschilderde woord, Hollandia, 1982, zie ook aflevering 365.)

Hij denkt dat dit alles te maken heeft met ‘de chic’ van na 1920.

Hoe zit dat?

Even (nog meer) terug in de tijd. In het zeventiende-eeuwse Europa draait het bij kunst vooral om hofkunst: de kunstenaar, de adel en het koninklijke hof zijn nauw verweven. Dat verandert in de achttiende eeuw, als kunst wordt getoond in de salons. Cultuurminnaars in de rijke burgerij en aristocratie omringen zich graag met de toppers uit de beeldende kunst en de allerbeste dichters en schrijvers. Na de Franse Revolutie (1789-1799) houden steeds meer kunstenaars de salons voor gezien en sluiten zich aan bij de cénacles. (1982, p.15)

Cénacles? Jazeker, cénacles, ofwel ‘de kringen van verwante geesten’ die samenkomen in ‘gelegenheden als Café Guerbois’ rondom ‘een of andere romantische figuur’, aldus Wolfe. Deze centrale figuur is geen societyheld maar een kunstenaar, bijvoorbeeld Victor Hugo, Charles Nodier, Théophile Gautier of Edouart Manet. (1982, p.16)

In die cénacles ontstaat het nieuwe beeld van de kunstenaar dat wij nog steeds heel goed kennen. Wolfe beschrijft hem als volgt: ‘de arme, maar vrije geest, de plebejer die tot geen enkele stand wenst te behoren, die zichzelf voor altijd uit de klauwen van de hebzuchtige en schijnheilige bourgeoisie wil bevrijden, die datgene wil zijn wat de volgevreten burgers het meest vrezen, […] die de wereld bekijkt zoals zij hem niet kunnen zien, die met het hoofd in de wolken en de voeten in de goot wil leven, die altijd jong wil blijven, die – kortom, de bohemien wil zijn.’ (1982, p.16)

Wat is nu de rol van de ‘chic’? Zij pikken dat op, die bohemiens en zo wordt de moderne kunst ‘pas na 1920 bon ton in Parijs, Londen, Berlijn en New York’, omdat de chic er in die jaren over gaat praten en schrijven, ermee dweept en ervan pikt. (1982, p.15)

About the author

Susan Hol

Ontdek meer van Susan Hol

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder