Stel dat Fountain van Duchamp is. Wat springt dan in het oog?
Het zou een gebaar met het hoofd zijn, een ‘filosofisch’ bedenksel, een uitgedacht plan om het publiek, critici, kunstenaars, musea en andere kunstliefhebbers, kunstkenners, mensen uit de kunstwereld en daarbuiten, op het verkeerde been te zetten.
En hoewel hij dus niet het urinoir had ingediend, heeft Fountain wel op die manier gefunctioneerd – als schokeffect – omdat mensen dáchten dat hij het had ingediend. Er zijn door filosofen vele theorieën op los gelaten, waarover later meer.
Stel dat Fountain van Von Freytag-Loringhoven is. Wat springt dan in het oog?
Het zou een gebaar met het hart zijn. Zij wás haar kunst, zij was al jaren bezig met gevonden objecten uit te roepen tot kunst, lang voordat Duchamp dat ging doen (zie ook mijn artikel Het kan waarschijnlijk geen hond iets schelen). Zij zág de kunst, de schoonheid in gevonden objecten, dat was geen bedenksel met het hoofd. Ik citeer uit het artikel in SeeAllThis, p.25-26: ‘Ze pionierde ook met assemblagekunst, sculpturen samenstellend uit vuilnis dat ze op straat vond.’ En: ‘Freytag-Loringhoven kwam langs op visite en ze had een bundel buizen bij zich die ze had opgepikt op de hoek, ze sleepte de buizen mee de trap op. Het klonk alsof iemand het gebouw uit elkaar aan het rukken was. Ze zei: “Is dit geen geweldige sculptuur?” En ze maakte geen grapje.’ En: ‘Zo ontstaat ook haar opmerkelijke sculptuur God in 1917, een zwanenhals die ze ergens gevonden had. […] wordt zelfs gezien als het zusterstuk van Fountain (ik heb op mijn Pinterest een bord gemaakt met wat werken van haar, daar is ook God te zien).
Maar goed, genoeg afgedwaald. Hoewel, dit is wel een belangrijk ‘dingetje’ in mijn onderzoek, het verschil tussen deze twee. Maar dat komt later. Nu eerst terug naar: Wat deden de filosofen? Waar ik aflevering 32 mee eindigde…