Van Lisa Tickner die de postkunst van Kate Walker bespreekt naar Lucy R. Lippards artikel Household Images in Art, het kan allemaal (zie aflevering 398). Het artikel van Lippard staat in het boek From the center, feminist essays on women’s art (Dutton, New York, 1976) en is eerder verschenen in Ms., 1 No. 9, maart 1973.
‘Vrouwen maken, waarschijnlijk meer dan andere kunstenaars, kunst om aan de dagelijkse werkelijkheid te ontsnappen, deze te vermorzelen, of te transformeren’, schrijft Lippard. Vloeren, bezems, vuile was … deze vrouwelijke kunstenaars lopen er niet gillend van weg maar gebruiken het als inspiratiebronnen. Ze gebruiken deze beelden omdat het er is, omdat ze dat het beste kennen, omdat ze er niet omheen kunnen, aldus Lippard. (1976, p.56)
Doen mannen dat dan niet, huiselijke beelden gebruiken?
Tuurlijk wel, schrijft Lippard. In de vroege jaren 1960 trekt de mannelijke kunstenaar het domein van de vrouw binnen en plundert straffeloos. De mannen schilderen en beeldhouwen strijkplanken, vaatwassers, huishoudelijke apparaten, voedsel- en zeepadvertenties, of soepblikken. Deze keuze voor dit beeldenrijk wordt beschouwd als een doorbraak en krijgt de benaming popart. (1976, p.56)
Als de eerste grote popart kunstenaars vrouwen waren geweest, was de beweging misschien wel voor altijd in de keuken gebleven, aldus Lippard. (1976, p.56)
Hoezo dan?
Denk aan de critici die zo luid en van harte popart hebben opgehemeld. Een man die strijkplanken, soepblikken en zeepadvertenties verbeeld is f a n t a s t i s c h! Een vrouw die hetzelfde doet? Tja, dat is echt niet baanbrekend hoor, die doet gewoon meer van hetzelfde. Als zij een voorstelling uit het dagelijks leven of de alledaagse omgeving schildert of beeldhouwt, dan valt dat gewoon in de categorie genrekunst. (1976, p.56)
Hetzelfde geldt voor een in 1976 meer recente beweging, de lyrische abstractie (een soort voortzetting van abstract expressionisme) met haar weke waterige kleuren en nuance. Het is dat heel veel mannen voor deze manier van schilderen kiezen, anders was het schouderophalend weggezet als ‘louter’ vrouwelijk. (1976, p.56)
Zo werkt de kunstwereld, schrijft Lippard. Het kan een verklaring zijn voor het feit dat minder vrouwen met ‘huiselijke beelden’ werken dan je zou verwachten. (1976, p.56)