Foto gevonden op The Talks.
Kate Walker, Sue Richardson en Monica Ross maken voor het oog van het publiek hun tentoonstelling Fenix (zie aflevering 430). Het tonen van ‘work-in-progress in situ’ dient twee doelen.
Ten eerste willen de kunstenaars – de feministische praktijk volgend – de rol van de kunstenaar demystificeren. Ten tweede is het een aanval op de gebruikelijke aanpassingen van een kunstwerk om te voldoen aan de eisen van de markt.*
Een hoge mate van professionalisme en afwerking kan bijdragen aan de status van een kunstwerk als (handels)artikel, als een kunstobject, of object van kunst, aldus Parker en Pollock. Als je daarentegen weigert een dergelijke ‘afwerking’ of een of andere afronding na te streven, dan dwing je de toeschouwer zich te verhouden tot de politieke kant van het werk, en het maakproces van het object en het betekenisvolle onderwerp.*
De feministen zijn niet de enigen die grote waarde hechten aan het openbaar maken van het maakproces, maar het heeft voor hen wel specifieke implicaties: het tonen van de omstandigheden waaronder vele vrouwelijke kunstenaars moeten werken. Een studio is een paradijs waarover zij niet beschikken. Zij kunnen niet lekker rustig en van alles bevrijd, helemaal alleen in een studio werken, maar moeten het doen met voortdurende verstoringen door de eisen van het leven, huiselijke beslommeringen en de zorg voor kinderen.*
In de herfst van 1980 is de uitkomst te zien van tien jaar actie door vrouwelijke kunstenaars. Wat in 1970 voor onmogelijk werd gehouden, is op dat moment nauwelijks een probleem: het Institute of Contemporary Art in Londen richt drie grote tentoonstelling in met werk van vrouwen. In het najaar van 1981 is er een performance festival met werk van vrouwen. De performance is een belangrijk kunstmedium voor feministen geworden, want je ontsnapt er zo fijn aan de traditionele media mee.*
Natuurlijk, Marina Abramović is ook een belangrijke performancekunstenaar, maar zij beweert dat ze geen feminist is (zie afleveringen 94 en 223). Toch zal ook zij het een bijkomend voordeel hebben gevonden dat ze met performances geen last had van een verpletterende (kunst)geschiedenis, voorgeschreven materialen, of inhoudelijke kwesties.
De performance betekent – belangrijk voor de feministische kunstenaar – een actieve relatie tussen kunstenaar en publiek, wat de activiteit meer een collectieve en sociale ervaring kan maken, meer onmiddellijk, communicatief en met een open einde. Bovendien geeft de performance opties voor allerlei soorten activiteiten, zoals werken met geluid, dia’s, lichamelijke presentie, objecten uit de werkelijkheid. En er is de kwaliteit van dat ene moment, het nu, de aanwezigheid van kunstenaar en publiek.*