Foto gevonden bij Alchetron.
De dadaïsten, futuristen en surrealisten gebruikten performances als strijdmiddel (zie aflevering 434). Ze haalden voor hun acties en evenementen inspiratie uit andere vormen van performance, zoals cabaret, en uit de (protest)activiteiten rondom politieke kwesties, zoals manifestaties.*
Maar de minachting van deze dadaïsten, futuristen en surrealisten voor bourgeoisie waarden heeft iets ludieks. Het doet volgens Potter eerder denken aan aristocratische humoristen die een geprivilegieerde vorm van protest uitvoeren, dan aan de strijd van revolutionairen. Bovendien zorgen zij ervoor dat hun werk altijd binnen de context van de kunstgeschiedenis een plek houdt.*
Potter vraagt zich af hoe het zit met de hedendaagse (jaren 1980) performancekunstenaars. Zij zien volgens haar hun werk bij voorkeur helemaal los van elke vorm van theatraliteit. Waarom? Omdat zij bang zijn dat zij niet serieus genomen worden, dat zij gezien worden als een entertainer die tamelijk onbelangrijke kwesties aanroert.*
Maar Potter heeft het idee dat niet alle performancekunstenaars op deze manier denken. Sommigen zien hun werk los van elke vorm van theatraliteit, omdat zij kritiek hebben op de belangrijkste functie van het theater: het publiek een pleziertje gunnen (in de vorm van toneelstukken, opera, dans, muziek enzovoort). De performancekunst wordt dan het kader voor deze kritiek, door een combinatie van formele en structurele strategieën, aldus Potter.*
Wat zijn dan die formele en structurele strategieën?
Sommige performancekunstenaars beschrijven hun werk als een soort anti-vakkundigheid, zo beweert Potter, om hun manier van optreden te onderscheiden van de vaardigheid van acteurs om een karakter neer te zetten. De performance wordt gezien als ‘doen’ – een activiteit die bekeken wordt in plaats van een stuk dat gespeeld wordt.*
Een karakter neerzetten wordt door deze performancekunstenaars gezien als een techniek, gebaseerd op een literaire traditie, die zwaar leunt op het geschreven en gesproken woord, en die nauw verbonden is met de esthetiek van de illusie: de toeschouwer wordt door middel van identificatieprocessen uitgenodigd te vergeten waar zij zich bevindt en zich in een andere tijd en plaats te wanen.*