Afbeeldingen zijn geen losse atomen die in het niets rondzweven, er is altijd een drager, zoals fotopapier, canvas, steen of ander materiaal. Een performance is geen drager van zo’n ‘plaatje’, dus hoe definieer je ‘afbeelding’ in een performance? (Zie ook aflevering 444.)
Wat je zou kunnen doen, schrijft Sally Potter, is de performance beschouwen als een samengestelde eenheid (compositional unit). Een beweging of een serie bewegingen kun je dan zien als een afbeelding bestaande uit verschillende componenten, net als bij een tableau, of bij een combinatie van diverse lagen (licht, handeling, object).*
De eenheid van de diverse onderdelen werkt dan als een entiteit (eenheid) van visuele betekenis, aldus Potter. Er is alleen een groot verschil met beelddragers als canvas en dergelijke: bij de performance kun je deze betekenis niet als absoluut, of als een gestolde vorm beschouwen.*
Elke performancekunstenaar gaat op een eigen manier om met materialen, kiest uit de voorraad beschikbare afbeeldingen uit de kunsten, media en het leven van alledag. De keuze resulteert al in een ‘afbeelding’ met een zekere betekenis. Aan alles zit betekenis geplakt. Het vinden van een bepaalde ‘neutraliteit’ is problematisch. Hoe ‘neutraal’ kun je als feministische performancekunstenaar zijn? Neem kleding, aldus Potter, en ga maar eens op zoek naar een ‘neutraal’ kostuum. Een onmogelijke zaak. Velen kiezen nogal eens voor een overall, een vaak misplaatste keuze volgens Potter, want welke boodschap draag je uit in je performance in de kleding van werklui?*
Een ander probleem is de verbeelding of intuïtie. Hoe weet je als performancekunstenaar welk beeld/welke beelden je oproept in de hoofden van het publiek? En waar komen die beelden vandaan, hoe werken ze? Potter noemt de surrealisten en dadaïsten en hun politiek geladen streven naar de bevrijding van de verbeelding, het creëren van fantasievolle chaos in plaats van de strak gereguleerde gerationaliseerde vooroorlogse samenleving.* (Zie ook over dada de afleveringen 33-36; 164-165.)
Niet denken (rationaliteit) maar gevoel (onbewuste, onderbewuste, ‘chaos’) was volgens de dadaïsten en surrealisten nodig om los te komen van onderdrukking, op weg naar vrijheid. Maar volgens Potter is een meer bruikbare benadering, in haar tijd, de jaren 1980: het begrijpen van de orde achter de ogenschijnlijke wanorde.
Waarom?