Feuilleton Abramovic - PhD

Aflevering 450 Er Staat Een Paaaard … in de wei … ofwel transcendentie

Marina Abramović, The Hero, 2001.

Foto gevonden op The Talks.

De transcendentale analyse van de filosoof Immanuel Kant (zie aflevering 449) gaat als volgt (en ik leen nu even een voorbeeld uit het boek van mijn afstudeerdocent Rob van Gerwen: Moderne filosofen over kunst):

Als je een paard ziet in de wei, moet je wel al weten wat een paard is, want anders zie je misschien gewoon een dier … als je tenminste weet wat een dier is. Maar dat weten is nog niet genoeg. Je moet ook iets zien, iets wat zich aftekent tegen de rest van de wei en waarop je dan met succes het woord ‘paard’ toepast. Je moet dus ook al zien dat het paard geen onderdeel of eigenschap van de wei is, maar een zelfstandige eenheid. Niet dat je hier als waarnemer voor een keuze staat. Je kunt echt niet kiezen of je het paard als een eigenschap van de wei ziet (net als het gras, of de kleur daarvan) of als een zelfstandige eenheid. Het kan niet anders dan dat je het paard als een zelfstandige eenheid ziet, mensen zitten nu eenmaal zo in elkaar. (2017, p.94)

Hoe kom je nu, aldus Kant in zijn transcendentale kritiek, tot een waarnemingsoordeel, zoals in dit geval: Er staat een paard in de wei? Daarvoor heb je de zintuigen nodig en de geest die deze info uit de zintuigen ontvangt, plus, heel belangrijk bij Kant, de ordening in ruimte en tijd, en, bovendien moet je de dingen (paard, wei) onafhankelijk van elkaar zien, als twee substanties. (2017, p.94)

Ruimte en tijd noemt Kant de vormen van aanschouwing: alles wat via de zintuigen op je afkomt is links, rechts, voor of achter iets anders (ruimte), en het treedt ervoor of erna of tegelijkertijd op (tijd). (2017, p.94)

Welnu, transcendentaal gezien, ordent de verbeelding de zintuiglijke gegevens (paard, wei) uit de zintuiglijke ervaring (het zien van een paard in de wei), tot gehelen die zich onderling tot elkaar verhouden, in samenwerking met het verstand. Wat is hier transcendentaal aan? Het stijgt boven de zintuiglijke ervaring uit, het vermengt zich met kennis opgedaan uit andere ervaringen.

In de afleveringen 15-20 schreef ik al uitgebreid over verbeelding. Het is voor Kant het vermogen je iets voor te stellen terwijl het niet voor de zintuigen aanwezig is. Ofwel, met andere woorden, ook al draai jij je om of kijk je naar de lucht en niet naar het paard, het paard staat tóch in de wei, of beter: dat ‘plaatje’ van het paard in de wei kun je altijd oproepen (denk nu maar eens niet aan een paard in de wei).

De kunstenaar zet haar zintuigen en haar verbeeldingskracht in om iets extra’s toe te voegen aan bestaande dingen, zij kan esthetisch ideeën realiseren. Zo zit Marina Abramović op de foto bij deze aflevering op een paard in de wei en heeft ze een witte vlag in de hand. Aan het feit dat de manen en staart van het paard, de haren van Abramović en de vlag wapperen, kun je afleiden dat het stevig moet waaien. In deze foto zie je ‘kunst als de directe, persoonlijke uitdrukking van universeel geldige betekenissen door een transcendent menselijk subject’, zoals Roszika Parker en Griselda Pollock schreven (zie aflevering 449).

Hoe zit dat precies?

*Uit het boek Framing Feminism, Art and the Women’s Movement 1970-85. Eds. Roszika Parker en Griselda Pollock, Pandora Press, Londen, 1987, pp.3-78.

About the author

Susan Hol

Ontdek meer van Susan Hol

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder