Het lacaniaanse in Mary Kelly’s zin ‘De fallus wordt de bevoorrechte betekenaar in taal’ (zie aflevering 479), heeft dus te maken met het woord ‘betekenaar’ (zie aflevering 480).
Hoe vermoeiend ook om een woord als ‘fallus’ niet te ziet als iets dat bestaat uit zes tekens, maar het op lacaniaanse wijze allerlei betekenissen, begeerten en verlangens toe te dichten, moet ik toegeven dat daar natuurlijk heus wel íets in zit. Het woord ‘fallus’ roept allerlei associaties op, tenzij je het hele woord niet kent, dan zegt het je niets en is het inderdaad iets met zes tekens.
Maar waarom wordt die fallus de ‘bevoorrechte betekenaar in taal’?
Nou, gewoon, omdat de samenleving patriarchaal is, dûh. Maar dat is voor Kelly niet genoeg, want ze is overtuigd van het psychoanalytische kader waarin aspecten als de borsten, de moeder en alle goede objecten van het kind een rol spelen. De aan- of afwezigheid van dit soort aspecten in een babyleven tot het leert spreken, is volgens Kelly in hoge mate van invloed op de (h)erkenning van de aan- of afwezigheid van de penis.*
Zij ziet vrouwelijkheid als synoniem aan de ‘negatieve betekenis’ van vrouwen in de orde van taal en cultuur. Het begint volgens haar al voor de geboorte, bij de achternaam die van de vader komt. Vervolgens wordt daar verder aan gebouwd op het moment dat het castratiecomplex zorgt voor de intrede in de taal (ja, echt, dat schrijft Kelly echt).*
Haar verklaring van het castratiecomplex is freudiaans: jongens zijn bang voor de penis, meisjes zijn afgunstig qua penis, maar haar verklaring van het gevolg ervan is lacaniaans: later maakt het kind de vergelijking penis = baby.* Al klopt dit niet helemaal, want het gaat niet zozeer om de penis als het ding op zichzelf, maar eerder om de fallus, wat meer een soort (freudiaanse én lacaniaanse) symbolische volkomenheid is (wat dan mijn inziens weer is ingegeven door patriarchale zienswijzen, om de fallus een dergelijke betekenis te geven).
Die fallus, ofwel symbolische volkomenheid, wil het kind in eerste instantie voor de fallische moeder zijn, maar de vader steekt daar een stokje voor (eh, sorry, onbedoelde woordspeling). Híj heeft de fallus (ofwel echt de penis), komt tussen kind en moeder (castratie, voor de jongen is dat angst zijn penis kwijt te raken), en het kind stopt met pogingen de fallus/symbolische volkomenheid te zijn.
Dan sleept Kelly ook nog het freudiaanse narcisme erbij.