Belangrijk in de historische definitie van kunst van Levinson (zie aflevering 49), en ook tamelijk uniek in de filosofische esthetica, is dat hij met deze definitie eigen creaties, gevonden en conceptuele kunst wil omvatten (zie ook aflevering 50). Om die reden schrijft hij … bedoelen (of bedoeld hebben)… in de definitie. Je moet die frase volgens hem begrijpen als ‘maken, toe-eigenen of begrijpen met het doel om’.
Nu snap ik ‘maken’, ofwel dat wat de maker van kunst zelf fabriceert. Het ‘toe-eigenen’ snap ik ook, want dat gebeurt bij gevonden voorwerpen zoals het urinoir. Verder snap ik dat ‘begrijpen met het doel om’ iets met conceptuele kunst te maken moet hebben, maar wie is hier degene die iets moet ‘begrijpen’, de maker of de toeschouwer? Het zal vast de maker moeten zijn, want daarover heeft Levinson het steeds, maar wat moet de maker van kunst dan ‘begrijpen met het doel om’? Ik zie het helaas niet voor me.
De frase beschouwen-als-een-kunstwerk in de historische definitie van kunst van Levinson (zie aflevering 49) betekent dat er een verband moet zijn met de artistieke traditie: het werk moet beschouwd (kunnen) worden op de wijze waarop eerdere kunstwerken correct (of standaard) zijn beschouwd, zo schrijft Levinson.
Jajajaja, en wat is dan weer ‘correct’ of ‘standaard’?
De komende tijd zal ik in de vorm van een feuilleton de lezer meenemen in mijn zoektocht. De zoektocht naar wat? Iets met kunst, performance, Abramović, feminisme, esthetica, filosofie. Dat wordt in de loop van de tijd duidelijk.