De kern van Textual strategies: the politics of art making, het essay van Judith Barry en Sandy Flitterman, is de politieke effectiviteit van een feministisch kunstwerk. In hun analyse van feministische kunst onderscheiden ze vier categorieën.*
De eerste categorie is de essentialistische positie (zie afleveringen 501-510). De tweede categorie is de strategie in de feministische kunstpraktijk om de kunst van vrouwen als een vorm van subcultureel verzet te beschouwen, waarbij het vooral gaat om ambachtelijk werk (zie afleveringen 511-515).*
De derde categorie vloeit voort uit een aspect van de tweede categorie, namelijk de kans dat er een getto van vrouwenkunst in een alternatieve traditie ontstaat (zie aflevering 515). Ofwel wat Barry en Flitterman ‘potentieel isolationisme’ noemen.
Waaruit bestaat dit potentieel isolationisme?
Het uitgangspunt is dat de dominante culturele orde een monolithische constructie is, ofwel een uit één stuk gehouwen bastion, waarin de culturele activiteit van vrouwen óf wordt opgeslokt óf volledig wordt buitengesloten.*
Volgens Barry en Flitterman kan de positie van potentieel isolationisme worden beschouwd als een tegengif voor het feministische essentialisme (de eerste categorie).*
Hoezo dan?