Foto gevonden op de womanhouse-site.
De positie van het feministisch potentieel isolationisme (een getto van vrouwenkunst, de derde categorie die Judith Barry en Sandy Flitterman onderscheiden) kan volgens hen worden beschouwd als een tegengif voor het feministische essentialisme (hun eerste categorie, zie ook aflevering 516).
Dat komt zo: deze feministische erkennen dat ‘vorm’ en ‘inhoud’ betekenis hebben als het gaat om kunstwerken, ook al is dat een van oudsher bekend staand – dus patriarchaal – cultureel fenomeen.*
Het is echter, ironisch genoeg volgens Barry en Flitterman, ook de basis van de ‘separatist’ en niet-feminist discussie. De ‘separatisten’ zijn kunstenaars die zich niet willen vereenzelvigen met de bestaande patriarchale kunstwereld, de niet-feministen zij de vrouwelijke kunstenaars die volhouden dat ze mensen zijn die ‘toevallig’ vrouw zijn.* Die laatste groep kunstenaars wil dus juist wél en totaal in die kunstwereld worden opgenomen.
Aldus, concluderen Barry en Flitterman, bestaat deze derde categorie ‘potentieel isolationisme’ uit twee groepen vrouwen die ideologisch elkaars tegendeel zijn.
De strategie van de eerste groep (separatisten) is de oprichting van een eigen samenleving, zodat vrouwen in staat worden gesteld om het patriarchaat te bevechten. Hoe je vrouwen dan als een categorie binnen het sociale complex neerzet, daarover ontstaat bij deze groep geen theorie, aldus Barry en Flitterman. Evenmin wordt ingegaan op vrouwelijkheid als sociale constructie.*
De voordelen en beperkingen van de separatistische strategie wordt volgens Barry en Flitterman mooi aangetoond door kunstenaar Terry Wolverton, codirecteur van het Lesbian Art Project en producer-codirecteur van een feministisch sciencefiction theater.*
En waar gebeurde dat? Bovenop de Woman’s Building, van de vrouwengroep in Los Angeles, in 1974 opgezet door Judy Chicago (zie afleveringen 110, 111 en 280).