Foto komt van Drexler’s site.
Binnen de derde categorie ‘potentieel isolationisme’ (zie aflevering 516) onderscheiden Judith Barry en Sandy Flitterman, naast de eerste groep, een tweede groep separatisten (zie aflevering 517).
Deze tweede groep vrouwen is het ideologische tegendeel van de eerste groep. Zij hebben geen feministische strategie, omdat zij zichzelf niet zien als kunstenaars die betrokken zijn bij de feministische strijd. Het zijn vrouwen die zich hebben gestort op hun carrière als kunstenaar, die van mening zijn dat de kunst van vrouwen de noodzaak van feminisme ontgroeid is.*
Voor deze vrouwen is het feminisme niet langer bruikbaar, vooral omdat het wordt gezien als een middel om een doel te bereiken. Kunstenaars die binnen deze categorie vallen zijn volgens Barry en Flitterman bijvoorbeeld Rosalyn Drexler (1926) en Elaine de Kooning (1918-1989).*
Drexler: ‘Ik vind het niet erg om een vrouwelijk kunstenaar genoemd te worden, als het woord vrouw maar niet gebruikt wordt om de kunst die ik maak te omschrijven.’*
De Kooning: ‘Wij zijn kunstenaars die toevallig vrouwen of mannen zijn, naast allerlei andere dingen zoals lang, kort, blond, donker, gespierd, slank, zwart, Spaans, Duits, Iers, opvliegend, gemakkelijk in de omgang. Allemaal zaken die op geen enkele manier relevant zijn voor het feit dat we kunstenaar zijn.’*
Kunstenaars in deze tweede groep van de derde categorie (de separatisten) ontkennen volgens Barry en Flitterman eenvoudigweg dat hun werk is ingebed in een sociale context, of dat het maken van kunst ook een sociale component heeft.*