Hoe kan het concept ‘feministische kunst’ het product zijn van een ‘burgerlijke problematiek’? Griselda Pollock schrijft (in ieder geval voor mij) in raadselen (zie aflevering 530).
Aangezien haar raadsels zijn ingegeven door marxistische ideeën, helpt het misschien haar beter te begrijpen als ik mijn eigen Marx-kennis eens uit het stof haal. Hoe zat het ook alweer. Door de industriële revolutie is een nieuwe klassenmaatschappij ontstaan, zo signaleert Marx.
De adel heeft afgedaan als heersende klasse, de burgerij of bourgeoisie is de topper. Die oude middenklasse bezit de productiemiddelen met zijn fabrieken. Het proletariaat, eerst uitgebuit door de adel, wordt bij gebrek aan productiemiddelen gedwongen hun arbeid te verkopen om in leven te blijven, en worden zo door de bourgeoisie uitgebuit.
De theorieën van Marx waren een voedingsbodem voor de arbeidersbeweging, het ontstaan van vakbonden enzovoort. Feministen maken gebruik van de arbeidersbeweging in hun strijd voor vrouwenkiesrecht. Maar wat willen feministen nu met het marxisme?
Er zijn vrouwen die het verband tussen het patriarchaat en kapitalisme onderzoeken, of vrouwen misschien een ‘sekse’ klasse zijn. Als, zoals Marx van mening is, onderdrukking is ingebouwd in de organisatie van de samenleving, dan betekent dit dat sociale verandering mogelijk is. Ofwel, zoals feministen het formuleren: de onderdrukking van de vrouw is een sociale constructie. Het is geen natuurlijk gegeven, dus die constructie kan bij het oud vuil.
Wat zou dan in dit verband die zogenaamde ‘burgerlijke problematiek’ kunnen zijn?