Er zit mij iets dwars. De bespreking van de definitie van Levinson vind ik te vaag. Hoe meer ik mij erin verdiep, hoe meer ik merk dat ik nog met allerlei vragen en ideeën zit. Dus voor ik iets ga schrijven over esthetische eigenschappen, zoals aangekondigd in de vorige aflevering (54), wil ik eerst meer helderheid hebben over een aantal ‘Levinson-dingen’. Eerst deze:
Makers van kunst zijn kunstbewust = een bewust zijn van kunst van nu tot aan ‘oerkunst’ (zie bijvoorbeeld aflevering 44).
Het staat er prachtig, maar wat betekent het nou concreet? Moet je als kunstbewuste maker van kunst een kunstgeschiedkundige zijn? Dat lijkt mij toch niet, het kan, maar het is geen vereiste voor het maken van kunst.
Stel ik teken graag. Ik zal mij dan gaan verdiepen in hoe ik de dingen om mij heen kan weergeven, of hoe ik vanuit mijn fantasie of verbeelding iets op papier kan krijgen. Ik oefen met potlood op papier, test misschien andere tekenmaterialen uit en teken dagelijks om een zo goed mogelijke weergave te krijgen. Langzaam maar zeker lukt het steeds beter om met mijn potlood het idee in mijn hoofd of het voorwerp dat ik zie op papier tevoorschijn te toveren. Op een zeker moment in dat leerproces kom ik in aanraking met tekeningen van anderen, bijvoorbeeld omdat mijn aandacht en belangstelling nu eenmaal bij het tekenen liggen en ik daardoor ineens overal tekeningen zie, of omdat iemand een tekening van mij bekijkt en zegt ‘hé, dat lijkt wel een tekening van kunstenaar die-en-die uit de stad, moet je echt eens gaan kijken’, of omdat ik zelf met een tekenprobleem zit en op zoek ga naar een oplossing bij eventuele andere tekenaars.
Kortom, ik ben in de allereerste plaats een maker. Dat geldt ook voor mensen die muziek gaan maken, gaan zingen, dansen, hun eerste toneeloptredens tussen de schuifdeuren doen. De allereerste belangstelling is het ‘medium’, muziek, dans, zang, tekenen, schilderen, toneelspelen. Er is dan nog geen sprake van een bewust zijn van kunst van nu tot aan ‘oerkunst’ en misschien komt dat wel nooit. Wat er wel komt is een groeiende belangstelling voor het ‘mediumgebied’ van jouw interesse. Hoezo ken je de schilderkunst van ‘oer’ tot nu als je helemaal opgaat in je muziek. Een kunstbewuste maker van kunst zal echt geen kennis hebben van álle kunst tot nu toe, maar zal wel in haar interessegebied een steeds grotere kennis opbouwen van wat aan haar optreden voorafging. En dan nog zal dat interessegebied meestal beperkt blijven tot bijvoorbeeld het instrument dat zij bespeelt. Een violist verhoudt zich in haar viooluitvoering tot de muziekstukken die geschikt zijn voor de viool. Zij zal een heleboel muziek links laten liggen. Ik als tekenaar zal mij willen verhouden tot tekenaars van heel vroeger tot nu en veel minder tot misschien geen aandacht hebben voor de andere vormen van beeldende kunst.
Hoewel ik merk dat ik mij kan vinden in de eis dat je als maker van kunst kunstbewust bent, vind ik het behoorlijk overdreven om te stellen dat je dan je bewust moet zijn van alle kunst van nu tot aan ‘oerkunst’. Kunstbewustzijn is natuurlijk ook iets dat je overal terugziet. Bijna alle kunst is een reactie op of voortzetting/uitwerking/uitbouwen van eerdere kunst in dat specifieke gebied (schilderkunst, muziek, dans, toneel) met dat specifieke materiaal (verf of spuitbussen, canvas of hardboard, viool of piano, klassiek ballet op spitzen of blotevoetendanskunst, een Hamlet of monoloog). Dat werkt op dezelfde manier als hoe ik nu de theorie van Levinson doorgrondt en er vervolgens mijn vraagtekens bij zet, om daarna met een visie te komen die weer een stapje verder gaat, aanvult of anders is.
Zo, dat lucht op. Een tweede ‘Levinson-ding’ dat mij dwars zit is deze:
Makers van kunst zijn kunstbewust = een bewust zijn van hoe deze kunst van nu tot aan ‘oerkunst’ is beschouwd/behandeld.