Afbeelding gevonden op de site van de kunstenaar.
Een kunstenaar (v) staat voor de lastige klus om betekenissen vorm te geven die anderen kunnen begrijpen, en tegelijkertijd af te rekenen met het overgeërfde kader dat zwaar is van betekenissen die de hele maatschappij doordesemd hebben (zie aflevering 605).
De body art van kunstenaars (v) is momenteel in hoge mate reactief, schrijft Lisa Tickner in 1978. Het is volgens haar vooral tegen de glamoureuze traditie van reïficatie (verdinglijking) van het vrouwenlichaam in de zogenaamde Oude Meester/Playboy-weergaven. Maar het is ook tegen de anti-academische conventies, omdat velen van de aanhangers ervan het blijkbaar moeilijk vinden om het vrouwelijk lichaam niet als ding weer te geven.*
Leven in een vrouwelijk lichaam is anders dan ernaar kijken, als man, aldus Tickner, en ze vervolgt met: ‘Zelfs de Venus van Urbino menstrueerde’.*
Deze Venus is een schilderij uit 1538 van de Italiaanse renaissanceschilder Titiaan. De titel verwijst naar de godin van de liefde, maar in feite schildert hij een erotiserend naakt in een huiselijke omgeving. Zoek op internet naar ‘Venus van Urbino’ en je krijgt allemaal deze afbeeldingen, het oorspronkelijke schilderij en vele nabootsingen, variaties op het thema, kritische versies, pornoachtige invullingen enzovoort.
Maar dit terzijde.
Borsten, baarmoeder, ovariële afscheidingen, menstruatie, zwangerschap en arbeid … het is er allemaal tot voordeel van … niet de vrouw zelf, maar anderen, schrijft Tickner en vertelt dat ze dit heeft van Simone de Beauvoir.* Waarschijnlijk komt het uit De Tweede Sekse, het beroemde boek van De Beauvoir (er staat een noot in het artikel van Tickner, maar er is geen notenapparaat bij helaas).
De vrouw is de natuurlijke prooi van de soort op een manier die de man niet is, en deze ervaringen komen misschien dichterbij hun uitdrukking in het werk van Martha Wilson en Judy Clark, dan bij een achttiende-eeuws naakt, aldus Tickner.*
*Uit: Lisa Tickner, The body politic: female sexuality and women artists since 1970. In: Framing Feminism, Art and the Women’s Movement 1970-85. Eds. Roszika Parker en Griselda Pollock, Pandora Press, Londen, 1987, pp.263-276.