De vorige aflevering (60) eindigde met een rijtje vragen. Toch moet ik eerst nog even terug naar de wereld van de definities.
Waarom in hemelsnaam!?!
Nou, ja, omdat …, het moet gewoon even.
Het gaat over procedés en het komt van de filosoof Rob van Gerwen, geschreven in zijn proefschrift Art and Experience, 1996. Volgens hem kun je kunstwerken classificeren in artistieke procedés.
Wat zijn dan die artistieke procedés? Dat zijn dingen als genre, stijl en techniek; het wel of niet toegelaten worden tot de kunsttempel door zoiets als de kunstwereld.
Hoe zit het met die procedés? Elk procedé heeft een eigen innerlijke doelmatigheid. Ideaal gezien past deze innerlijke doelmatigheid zich aan een precies omschreven en te ervaren uiterlijke functionaliteit aan.
En wat heb je hieraan? Welnu, een ding is pas een kunstwerk als het beantwoord aan de innerlijke doelmatigheid gespecificeerd door een of ander procedé dat artistiek is verklaard.
En wil je dan dat je kunstwerk origineel is, dan moet dat kunstwerk deelnemen aan artistieke procedés als genre en stijl, die erkend zijn als kunstwerk, en vervolgens van deze procedés afwijken.
Wanneer raken wij nou in de war? Als dingen te veel afwijken en ze daardoor geen deel uitmaken van relevante (ons welbekende) procedés. Als ze wel voldoende esthetische kwaliteit voortbrengen, kunnen ze alsnog als kunstwerk geaccepteerd worden.
Voorbeeld. Kubisme week af van de kunstvorm ‘schilderen’ – zonder er volledig buiten te staan – en zondigde tegen het procedé van de realistische voorstellingen door gebruik te maken van geometrische vormen en toevoegingen als zand en stukken krantenpapier.
Als je deze theorie volgt, wat wordt dan erkend in de kunstwereld?
De komende tijd zal ik in de vorm van een feuilleton de lezer meenemen in mijn zoektocht. De zoektocht naar wat? Iets met kunst, performance, Abramović, feminisme, esthetica, filosofie. Dat wordt in de loop van de tijd duidelijk.