Om erotische kunst te kunnen maken is het nergens voor nodig om ‘seksueel bevrijd’ te zijn (zie aflevering 622). Wat wél nodig is, is een bevrijding in het proces van het maken van kunst. Want waarom hebben vrouwen geen erotische kunst gemaakt? Nou, simpel, omdat vrouwen behoorlijk zijn gehinderd om überhaupt kunst te maken.*
Hoe wenselijk de vrije expressie van menselijke seksualiteit ook mag zijn, het is niet per se een voorwaarde voor het maken van kunst, anders hadden we er misschien heel weinig van gehad, schrijft Lisa Tickner. Het maken van kunst is wel een voorwaarde voor de uitdrukking van seksualiteit, zelfs de verwarde of onderdrukte seksualiteit zoals die van Gustave Moreau (1826-1898) of Aubrey Vincent Beardsley (1872-1898).*
Die vrije expressie van menselijke seksualiteit én het maken van kunst zijn twee kwesties die voor veel vrouwen tegelijkertijd samenkomen, waarbij zij meestal dezelfde beweegredenen hebben. Op het moment dat vrouwen hun seksuele relaties proberen te herdefiniëren, groeit namelijk ook het aantal vrouwelijke kunstenaars, waardoor bijna als vanzelf het uitdrukken van seksualiteit volgt. Vanuit de herstructurering van de seksuele situatie kan een revolutie in het rijk van de erotische representatie plaatsvinden.*
Het proces kun je volgens Tickner misschien het beste zien als een dialectisch proces. De these is de erotische kunst van een door mannen gedomineerde cultuur, de antithese de reactie van vrouwen daarop – een aanval op de patronen van dominantie en onderwerping, een afwijzing van of parodie op de normen waarmee vrouwen als seksueel begeerlijk worden beoordeeld, een terugname voor eigen gebruik van het ‘gekoloniseerde’ en vervreemde vrouwenlichaam, en voorzichtige stappen in de richting van de uitdrukking van een sensuele waardering van de man.*
De synthese moet nog komen, schrijft Tickner in 1978.*
*Uit: Lisa Tickner, The body politic: female sexuality and women artists since 1970. In: Framing Feminism, Art and the Women’s Movement 1970-85. Eds. Roszika Parker en Griselda Pollock, Pandora Press, Londen, 1987, pp.263-276.