Afbeelding gevonden bij ArtSalonHolland.
Je kunt de keuze van kunstenaars (v) voor een bepaald onderwerp, of de noodgedwongen beperking tot bepaalde onderwerpen, niet gelijkstellen met een stijl en al helemaal niet duiden als een soort van typisch vrouwelijke stijl, zo vindt Linda Nochlin (zie aflevering 643).
Het probleem ligt volgens haar niet zozeer bij sommige feministische ideeën (concepten) van vrouwelijkheid, maar meer bij hun verkeerde opvatting – net als bij het grootste deel van het publiek – over wat kunst is. Onder hen heerst het naïeve idee dat kunst de directe, persoonlijke expressie is van een individuele emotionele ervaring, een vertaling van het persoonlijke leven in visuele termen.*
Maar kunst is dat bijna nooit, aldus Nochlin, en grote kunst is dat nooit. Het maken van kunst omvat een zelf-consistente vormentaal, schrijft ze.* Wat zou dat zijn, zelf-consistente vormentaal?
Consistent is in de betekenissen die Van Dale geeft: 1 weerstand bieden, met als synoniemen: duurzaam, dicht, vast; 2 zichzelf gelijk blijvend, zoals in consistent gedrag, de consistente uitvoering van opdrachten; 3 vrij van innerlijke tegenspraak (Van Dale, veertiende herziene uitgave, 2005, p.674). Op internet geeft Van Dale de betekenis: samenhangend, hecht, met als voorbeeld: een consistent betoog (Van Dale).
Consistent in verband met vormentaal moet dan zoiets betekenen als: kunst maken waarbij het gebruik van vormen (in een schilderij, sculptuur, architectuur) steeds op vergelijkbare wijze gebeurt, dat de vormgeving van het ene kunstwerk niet in tegenspraak is met dat van een eerder of later kunstwerk. Een kunstenaar met een zelf-consistente vormentaal zou dan iemand zijn die een herkenbare stijl heeft ontwikkeld. Picasso is daarvan misschien wel het meest bekende voorbeeld.
Goed. Maar. Het maken van kunst omvat volgens Nochlin niet alleen die zelf-consistente vormentaal. Deze vormentaal moet ook min of meer afhankelijk zijn van, of vrij van, gegeven temporeel (door de tijd bepaald) gedefinieerde conventies (afspraken), ‘schemata’ (ideeën, concepten) of notatiesystemen. En dat niet alleen, dit alles moet worden geleerd of uitgewerkt door onderwijs, stages of een lange periode van individueel experimenteren.*
Materieel gezien wordt de taal van kunst uitgedrukt in verf en lijnen op doek of papier, in steen of klei, plastic of metaal, maar het is nooit een zielig verhaal of een vertrouwelijk gefluister.*
*Nochlin, L. (1971). ‘Why Have There Been No Great Women Artists?’ In Women, Art, and Power and Other Essays, pp. 145-178. New York: Harper & Row.