Net als onze voorouders je sociale identiteit veranderen met de wisseling van de seizoenen (zie aflevering 682), zullen we dat ooit weer meemaken? Tot voor kort was het Europese continent nog wel bezaaid met rituelen waarin je die oude schommelingen van de sociale structuur kon herkennen. Geleidelijk zijn ze opzijgeschoven als heidens bijgeloof en/of verbouwd tot toeristische attracties, een mager restant uit oude tijden. Maar hoe is dat zo gekomen?*
Er valt volgens de beide Davids iets enorm op aan onze laat-paleolithische voorouders, die zich bewogen in een gebied dat loopt van de Zwitserse alpen tot Mongolië – een pokkenend (om een indruk te krijgen van die afstand is dit blog wel leuk). Al deze mensen gebruikten heel erg vergelijkbare soorten gereedschap en muziekinstrumenten, sneden vergelijkbare vrouwenfiguurtjes, droegen dezelfde soort ornamenten/sieraden en voerden vergelijkbare begrafenisrituelen uit. Bovendien is er alle reden om aan te nemen dat mannen en vrouwen in hun eentje vaak zeer lange afstanden reisden, een aanname die door recent onderzoek aan stevigheid heeft gewonnen.*
Ook de vroegste bewoners van Australië en Noord-Amerika maakten reizen over lange afstanden, waarbij ze soms gastvrij (als broeders en zusters), soms vijandig en soms als potentiële huwelijkspartners werden ontvangen. Hoe dan ook, het lijkt erop dat zoiets als een samenleving niet een piepklein wereldje omvatte van wat mensen op een lapje grond, maar zich juist ver uitstrekte over verschillende continenten. Dus wat er gebeurt in de loop van eeuwen is niet dat de schaal waarop sociale relaties opereren groter en groter wordt, maar juist kleiner en kleiner.*
Een kosmopolitisch laat-paleolithicum wordt gevolgd door een gecompliceerde periode van enkele duizenden jaren, beginnend rond 12.000 voor Christus, aldus Graeber en Wengrow. De contouren van afzonderlijke ‘culturen’ zijn dan voor het eerst te traceren op basis van meer dan alleen stenen werktuigen. Zo blijven sommige verzamelaars grote kuddes zoogdieren volgen voor als ze willen jagen, en vestigen anderen zich aan de kust en worden vissers, of verzamelen eikels in bossen. In het land van de prehistorici wordt de term ‘mesolithicum’ voor deze populaties van na de ijstijd gebruikt. In grote delen van Afrika en Oost-Azië zijn technologische innovaties gevonden, zoals aardewerk, microlithische gereedschapssets (microliet = klein vuurstenen werktuig) en steenslijpgereedschappen.*
Deze innovaties duiden op nieuwe manieren om wilde granen, wortels en andere groenten te bereiden en te eten (hakken, snijden, raspen, malen, weken, afgieten, koken), en nieuwe manieren om vlees, plantaardig voedsel en vis te bewaren, roken en anderszins te conserveren. Langzaam ontstaan er lokale culturele werelden na de ijstijd. Zijn die dan uiteindelijk zover uit elkaar gegroeid dat ze er alles aan doen om te laten zien dat ze anders zijn dan de buren? Hebben mensen uit deze culturen zich vervolgens in een soort hiërarchische klem vastgezet?*
Graeber en Wengrow duiken nogmaals in het sociale-ongelijkheids-gedoe.
*David Graeber en David Wengrow, The dawn of everything. A new history of humanity, 2021, e-book.