Hoe gek wetenschappers de Calusa ook vonden omdat dit volk niet in hun zelfgecreëerde plaatje paste (zie aflevering 693), was er in feite niets vreemds aan de Calusa. Ze waren gewoon een van de vele vissers-verzamelaarspopulaties die rond de Straat van Florida (zeestraat tussen Florida en Cuba, verbindt Golf van Mexico met Atlantische Oceaan) leefden. Andere volken waren bijvoorbeeld de Tequesta, Pojoy, Jeaga, Jobe en Ais (sommigen duidelijk geregeerd door hun eigen dynastieën), met wie de Calusa regelmatig handeldreven, oorlogen voerde en dynastieke huwelijken arrangeerde. De Calusa-samenleving was ook een van de eerste die vernietigd werd.*
De kusten en riviermondingen waren de eerste plekken waar Spaanse kolonisten aanmeerden. Ze brachten een paar dingen met zich mee: epidemische ziekten, priesters, plunderingen en, uiteindelijk, kolonisten. Dit was een patroon dat zich herhaalde op elk continent, van Amerika tot Oceanië, waar steevast de meest aantrekkelijke havens, visplaatsen en omringende stukken land werden ingepikt door Britse, Franse, Portugese, Spaanse, Nederlandse of Russische kolonisten, die ook getijdekwelders en kustlagunes drooglegden om granen en commercieel aantrekkelijke gewassen te verbouwen.*
Zo ging het lot van de Calusa en hun oude vis- en jachtgebieden. Toen Florida halverwege de achttiende eeuw aan de Britten werd afgestaan, werden de laatste handvol overgebleven onderdanen uit het koninkrijk Calos door hun Spaanse meesters naar het Caribisch gebied verscheept.*
Gedurende het grootste deel van de menselijke geschiedenis hadden vissers, jagers en verzamelaars niet te kampen met uitgestrekte imperiums. Ze waren daarom zelf de meest actieve menselijke kolonisatoren van omgevingen in en rondom water. Archeologisch bewijs bevestigt dit steeds meer. Mensen reisden niet, zoals lang is gedacht, uitsluitend over land. In feite namen Euraziatische populaties een kustroute langs de Pacific Rim (staat nu bekend als de ring van vuur; link is NOS-aardrijkskundeles-YouTube-filmpje over dit gebied, je krijgt een indruk van de grootte en lengte). Deze ontdekkingsreizigers betraden wat toen een echte Nieuwe Wereld was, zo’n 17.000 jaar geleden. Ze deden aan eilandhoppen, bezochten lange smalle stukken kelpwoud (zeewier in ondiep, voedselrijk zeewater, google ‘kelpwoud’ en je krijgt prachtige foto’s te zien) en eindigden ergens aan de zuidkust van Chili.*
Vroege oostwaartse overtochten vonden ook plaats. Het is natuurlijk mogelijk, zo schrijven Graeber en Wengrow enigszins cynisch, dat deze eerste Amerikanen er snel ervandoor gingen toen ze in zulke rijke leefgebieden aan de kust kwamen, dat ze om de een of andere obscure reden liever de rest van hun leven bergen beklommen, een weg hakten door bossen en over eindeloze eentonige prairies trokken. Het is natuurlijk aannemelijker dat de meeste mensen simpelweg bleven waar ze waren om dichtbevolkte en stabiele nederzettingen te vormen. Tot voor kort kon je dit beweren tot je een ons woog, want hoe aantrekkelijk de gebieden ook waren om je eens lekker te settelen, er was gewoon geen bewijs in de vorm van fysieke overblijfselen. Nu er een grote sprong is gemaakt in het onderwateronderzoek, is een logischer verslag van menselijke verspreiding en vestiging eindelijk mogelijk.*
Kortom, zo willen de Davids maar duidelijk maken, van de vele verschillende culturele universums die in het vroege holoceen (± 12.000 jaar geleden) over de hele wereld vorm begonnen te krijgen, waren de meeste waarschijnlijk gericht op omgevingen met een overvloed in plaats van schaarste. De vraag is of ze allemaal dezelfde politieke structuur van het Calusa-koninkrijk hadden.*
*David Graeber en David Wengrow, The dawn of everything. A new history of humanity, 2021, e-book.