Op het gebied van rituelen en het gewijde vind je in vrije samenlevingen een diepgaande formele overeenkomst tussen privébezit en het heilige (zie aflevering 695). Meestal delen zij alles, alleen van het gewijde moeten anderen afblijven. Kijk, zo menen de Davids, dan is ook duidelijk wat er historisch vreemd is aan het Europese sociale denken, want Europeanen vinden dat iedereen overal van af moet blijven. Westerlingen nemen de absolute, heilige kwaliteit in privébezit als een voorbeeld voor alle mensenrechten en vrijheden. De Davids noemen hierbij de Canadese politicoloog Crawford Brough Macpherson (1911-1987) en de door hem uitgevonden term: possessive individualism.*
Die term klinkt niet heel lekker en hoe vertaal ik dat? Bezittelijk individualisme? Na enig zoeken vond ik wel de betekenis: possessive individualism wil zeggen dat een individu wordt opgevat als de enige eigenaar van zijn of haar vaardigheden en daarvoor niets aan de samenleving verschuldigd is. De Davids verbinden hiermee de Engelse uitdrukking my home is my castle. Moest ik ook even opzoeken, want ik wist dat je er met de letterlijke vertaling (mijn huis is mijn burcht) niet bent. Wat de Britten ermee bedoelen is dat mensen het recht hebben om te doen wat ze willen in hun eigen huis, dat andere mensen en de staat niet het recht hebben om zich in hun privéleven te mengen. Iedereen heeft het recht om zijn huis te verdedigen.
Dus, aldus de Davids, net als het huis van elke man zijn burcht is, berust je recht om niet gedood, gemarteld of willekeurig opgesloten te worden op het idee dat je je eigen lichaam bezit, net zoals je je eigendommen en bezittingen bezit, en wettelijk het recht hebt om anderen uit te sluiten van je land, of huis, of auto, enzovoort. De volken die deze specifieke Europese opvatting van het heilige niet deelden, konden daarom in de ogen van de kolonisten inderdaad worden gedood, gemarteld of willekeurig worden opgesloten – wat ook vaak gebeurde, van het Amazonegebied tot Oceanië (zie ook aflevering 694).*
Voor de meeste oorspronkelijke samenlevingen in wat nu Amerika heet, was deze Europese houding volkomen vreemd. Als possessive individualism voor hen überhaupt ergens op van toepassing zou kunnen zijn, dan alleen bij heilige voorwerpen. Veel van de belangrijkste vormen van bezit waren in deze samenlevingen niet materieel of stoffelijk, het waren ontastbare zaken als magische formules, verhalen, medische kennis, het recht om een bepaalde dans uit te voeren of een bepaald patroon op je mantel te naaien. Verder werd meestal alles vrijelijk gedeeld, zoals wapens, gereedschappen en gebieden om op wild te jagen. Alleen de geheime bevoegdheden om reproductie van wild van het ene seizoen op het andere te waarborgen, of geluk te verzekeren bij de jacht, waren individueel eigendom en werden angstvallig bewaakt.*
Heel vaak hadden heilige voorwerpen materiële en immateriële elementen. Als je bijvoorbeeld de eigenaar van een erfstuk was, zoals een houten feestschaal, dan gaf je dat het recht om bessen te verzamelen op een bepaald stuk land om die schaal te vullen, en had je vervolgens het recht om die bessen te presenteren terwijl je een bepaald lied zong op een bepaald feest, enzovoort. Zulke vormen van heilig bezit zijn eindeloos complex en variabel. Er zijn meer samenlevingen die alleen een verzameling heilige zaken (voorwerpen, dansen, rituele, liederen) als privébezit beschouwen. Je kon de exclusieve individuele bezitter of de erfgenaam ervan zijn, maar ze werden ook gekocht en verkocht. De ware ‘eigenaren’ van land of andere natuurlijke bronnen waren de goden of geesten. De mens, het sterfelijke wezen, is alleen maar een kraker, stroper of op zijn best een verzorger.*
En toen moest ik ineens denken aan een verhaal van Marina Abramović, maar dat komt in de volgende aflevering.
*David Graeber en David Wengrow, The dawn of everything. A new history of humanity, 2021, e-book.