Feuilleton Abramovic - PhD

Aflevering 699 Wortels van vrouwenonderdrukking (27)

Susan Hol, Natuurkracht, 2019, collage, 20×23 cm.

Toen Christopher Columbus uitvoer van Palos de la Frontera in 1942, schrijven de Davids aan het begin van hun bespreking van weggeschoven volkeren (zie aflevering 698), waren de gebieden waar hij zou aanmeren het thuis van honderdduizenden, misschien zelfs miljoenen bewoners. Deze bewoners hadden zo hun eigen gewoonten, waaronder een volgens de Davids fascinerend fenomeen: systematische afwijzing van landbouw. Zo was de bevolking van wat nu de Amerikaanse staat Californië wordt genoemd, beslist niet pre-agrarisch, sterker nog, ze waren anti-agrarisch. Niet dat landbouw overal onmogelijk was. Als iemand het ooit ergens had gewild, dan hadden bijvoorbeeld mais, bonen, kalebassen, pompoenen, watermeloenen en allerlei bladgroenten het goed gedaan.*

Het was ook niet zo dat ze er niets van snapten, want ze kweekten wel tabak en andere planten, zoals klaver en zilverschoon, voor rituele doeleinden of als een luxeartikel dat ze alleen bij speciale feesten aten. Dus de techniek van het planten en verzorgen van planten hadden ze helemaal onder de knie, ze zagen alleen niets in het idee om dat met alledaagse voedingsmiddelen te doen of gewassen te behandelen als basisvoedsel.*

Waarom vinden de Davids dit zo interessant? Zij zien hierin een aanwijzing voor het antwoord op hun eerder gestelde, veel grotere vraag: hoe het komt dat menselijke wezens zoveel tijd en moeite steken in het laten zien dat ze anders zijn dan hun buren (zie ook aflevering 683). Die vraag kwam bij ze op toen ze het ontstaan van de lokale culturele werelden na de ijstijd nader bekeken. In die tijd ontwikkelden diverse bevolkingsgroepen hun eigen karakteristieke kledingstijlen, manieren van voedselbereiding en architectuur. Het is gissen, maar de Davids denken dat deze mensen vast ook hun eigen verhalen over de oorsprong van het universum hadden, en regels voor het huwelijk van neven en nichten enzovoort. Sinds het mesolithicum (dus die tijd na de ijstijd) was de algemene tendens dat mensen zich verder opsplitsten en eindeloos nieuwe manieren bedachten om zich van hun buren te onderscheiden.*

De Davids vinden het maar gek dat antropologen zich totaal niet hebben verdiept in het waarom van deze tendens. Het wordt meestal als vanzelfsprekend aangenomen, als een onvermijdelijk feit in het menselijk bestaan. Al spreken de Davids zichzelf hier enigszins tegen, want – zo schrijven ze – sommigen hebben wel een poging tot verklaring ondernomen door zich in verschillende talen te verdiepen. Hierbij werd aangenomen dat mensen die dezelfde taal spraken, ook dezelfde gewoonten en tradities hadden. Het algemene idee was wel dat de verschillende talen aftakkingen van elkaar waren. Dit idee werd stevig bevestigd toen bleek dat het Grieks, Latijn en Sanskriet uit dezelfde bron stammen. Het bestuderen van talen leidde tot de wetenschap van glottochronologie (ik verzin dit niet). Deze tak van de historische taalkunde onderzoekt hoe verschillende talen afwijken van een gemeenschappelijke bron, om zo in te schatten wanneer waar talen zijn ontstaan.*

Wetenschappers bouwden allerlei taalkundige stambomen en deden een poging om alle Euraziatische talen terug te brengen naar een enkele voorouderlijke bron, één oertaal. Zo kwamen ze tot de omstreden Nostratische hypothese.* Bij Neerlandistiek staat daarover een leuk artikel met mooie reacties, voor wie daarover wat meer wil lezen. Ik ga hier verder niet op in, hoe interessant ook, en houd me bij het punt dat de Davids willen maken.

*David Graeber en David Wengrow, The dawn of everything. A new history of humanity, 2021, e-book.

About the author

Susan Hol

Ontdek meer van Susan Hol

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder