Het was in het Rotterdamse museum Boymans-van Beuningen. Ik kuierde wat rond, sloeg een hoek om en bam! Overdonderd staarde ik naar een rij doeken, allemaal in de trant van en een variatie op het beeld bij deze aflevering. Het zijn simpele penseelstreken, schematisch, in allerlei kleuren. Ik vond de vrouwenhoofden prachtig en bekeek ze stuk voor stuk vol vuur, traag, uiterst aandachtig, ademloos. Ik nam afstand en ging er met mijn neus bovenop staan. De dikke lagen olieverf wilde ik aanraken. Ik wilde de schilderijen namaken, ik wilde ze meenemen.
Het klinkt misschien raar, maar mijn geraakt zijn bij de foto van de performance van Abramović is misschien wel net zo heftig als mijn beleving bij de werken van Jawlensky.
Het grote verschil is dat er bij de foto ‘afschuwelijk’ opdoemt in plaats van ‘mooi’. Er is eerder sprake van benauwdheid in plaats van ademloosheid. Daarnaast is er geen behoefte aan langdurig aandachtig kijken en bewonderen, liever wil ik mijn hoofd afwenden, het beeld wegdoen en zo gauw mogelijk vergeten.
Wat is dat eigenlijk: ‘mooi’?
PS De bespreking van de portretten van Jawlensky komen ook terug in een artikel over het waarderen van kunst en artistieke vervalsing. Je vindt dat hier.