Feuilleton Abramovic - PhD

Aflevering 706 Wortels van vrouwenonderdrukking (34)

Aan de Noordwestkust.

Afbeelding gevonden bij Nootka Marine.

Graeber en Wengrow zoeken naar een verklaring voor de verschillen tussen bescheiden en uitbundige culturen (zie aflevering 705). Volgens hen is de sleutel hiertoe de keuze om mensen tot slaaf te maken, of juist niet: de ene cultuur zorgt door voortdurende onderlinge overvallen voor een constante aanvoer van mensen die om niet moeten werken, de andere cultuur doet daar totaal niet aan. Deze gratis arbeidskrachten waren houthakkers en waterladers, maar ze waren vooral betrokken bij het massaal oogsten, schoonmaken en verwerken van zalm en andere anadrome vissen. Hoelang geleden deze misbruikpraktijken begonnen is niet bekend.*

De Europeanen die over deze praktijken schreven eind achttiende eeuw – lichtelijk verbaasd, want in andere gebieden waren ze het niet tegengekomen – hadden het idee dat misschien wel een kwart van de oorspronkelijke bewoners van de Noordwestkust leefde als een tot slaaf gemaakte. Dat is ongeveer net zoveel als in het Romeinse rijk, of het oude Athene, of de katoenplantages in Zuid-Amerika. Bovendien was tot slaaf gemaakt een erfelijke status: als je tot slaaf gemaakt was, dan trof dat lot ook je kinderen. Nu kunnen de Europeanen natuurlijk een recente uitvinding hebben beschreven, gezien het weinig beschikbare bronnenmateriaal, maar dat denken de Davids toch niet. Huidig archeologisch en etnohistorisch onderzoek laat zien dat mensen tot slaaf maken al heel lang praktijk was aan de Noordwestkust, vele eeuwen voordat de Europese schepen begonnen aan te meren bij Nootka Sound om te handelen in otterhuiden en dekens.*

Nu is het natuurlijk duivels moeilijk om ‘slavernij’ te vinden in archeologische vondsten, zo laten de Davids weten, zeker als je geen schriftelijke gegevens hebt. Wel is aan de westkust te achterhalen hoeveel van de elementen, die ongeveer tegelijkertijd ontstonden, later samenkwamen tot het instituut slavernij. Het begin daarvan ligt rond 1850 v.Chr., in een periode die ‘Midden-Pacific’ wordt genoemd, aldus de Davids.*

De term Midden-Pacific stamt uit de Amerikaanse archeologie en wordt ook wel de preklassieke periode genoemd, die loopt van ±2000 v.Chr. tot ±500.

De Davids vertellen dat rond dit jaar 1850 v.Chr. voor het eerst de massale oogst van anadrome vis, zoals zalm, is geobserveerd. Latere reizigers hebben gezien dat het aanbod zo overvloedig was, dat je het water niet meer kon zien door de hoeveelheid vissen. Deze enorme voedselbron bracht een dramatische intensivering van arbeid met zich mee. Rond diezelfde tijd zijn, volgens de Davids waarschijnlijk niet toevallig, de eerste tekenen van oorlogvoering gevonden en de bouw van defensieve vestingwerken en groeiende handelsnetwerken. Enkele andere aanwijzingen komen van de begraafplaatsen: die onthullen extreme verschillen in de behandeling van de doden, iets dat in perioden daarvoor niet is gevonden.*

Wat zijn dan die extremen verschillen in behandeling van doden? Bij de meest bevoorrechte types zijn formele systemen van lichaamsversiering gevonden. Hun lijken zijn, ietwat macaber, geënsceneerd in zittende, liggende of andere gefixeerde posities, vermoedelijk verwijzend naar een strikte hiërarchie van rituele houdingen en manieren onder de levenden. Bij de verguisde types, het andere uiterste, zijn de lichamen verminkt, is menselijk bot hergebruikt om er gereedschap en bakjes, doosjes of potten van te maken, en zijn mensen geofferd als grafgift (mensenoffers). Het lijkt erop dat er een constructie was van allerlei statussen, variërend van types met een hoge rang tot mensen van wie het leven en de dood als totaal onbelangrijk werden beschouwd.*

*David Graeber en David Wengrow, The dawn of everything. A new history of humanity, 2021, e-book.

About the author

Susan Hol

Ontdek meer van Susan Hol

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder