Niet alle gevangenen werden opgenomen in een huishouden om te worden gekoesterd, verzorgd en gesocialiseerd tot ze de juiste manieren van hun veroveraars machtig waren (zie aflevering 707). Het kon ook gebeuren dat hun tot slaaf gemaakte toestand, het los zijn van alle sociale relaties (sociale dood), in stand werd gehouden. Zij waren dan onderdeel van een permanente pool van slachtoffers in afwachting van hun daadwerkelijke, fysieke dood. Ze konden bijvoorbeeld worden vermoord tijdens gezamenlijke feesten (vergelijkbaar met de potlatch aan de noordwestkust, zie aflevering 705), onder leiding van specialisten in rituelen, wat soms eindigde in het eten van vijandelijk vlees.*
Dit alles lijkt misschien exotisch, maar het weerspiegelt de manier waarop uitgebuite mensen overal en in de loop van de geschiedenis over hun situatie denken: hun bazen, landheren of superieuren zijn bloedzuigende vampiers door wie ze als het meezit worden behandeld als huisdieren en als het tegenzit als vee. Waar de Davids op willen wijzen is dat in die paar samenlevingen in wat nu Amerika heet, de uitbuiting vaak de vorm aannam van langdurige relaties tussen samenlevingen. Daar hoorde ook het verzinnen van bijnamen voor elkaar bij. Neem ‘Eskimo’, dat betekent ‘mensen die hun vis rauw eten’, en ‘Irokezen’ is ontleend aan de Algonkische term die ‘wrede moordenaars’ betekent. Oorspronkelijke bewoners noemden zichzelf niet zo, eerder zoiets als ‘menselijk wezen’. Dus de Europese kolonialen zaten er helemaal naast toen zij die bijnamen overnamen.*
Vrijwel al deze samenlevingen waren trots op hun vermogen om kinderen of gevangenen op te nemen – zelfs degenen die ze beschouwden als de meest achterlijke van hun buren – en ze door zorg en onderwijs te veranderen in hoe naar hun idee mensen moesten zijn. Bij tot slaaf gemaakte mensen was het anders, zij werden niet vermoord of opgenomen, maar zweefden ergens tussenin. Het proces dat normaal gesproken van veroverde naar huisdier naar familie zou moeten leiden, werd gestopt zodra de tot slaaf gemaakte de rol van ‘zorgen voor anderen’ kon oppakken. Hij of zij werd een niet-persoon en moest ervoor zorgen dat anderen in staat waren bijzonder gewaardeerde en speciale personen, krijgers, prinsessen, ‘menselijke wezens’ te worden. Dus, zo schrijven Graeber en Wengrow, als we de oorsprong van gewelddadige overheersing in menselijke samenlevingen willen begrijpen, dan moeten we precies hiernaar kijken. Pure gewelddaden gaan voorbij, maar gewelddaden die worden omgezet in zorgzame relaties hebben de neiging om te blijven voortduren.*
Een tot en met onze tijd kenmerken aspect dat de Davids noemen, is dat bij de oorspronkelijke bewoners van de Noordwestkust mensen werden buitgemaakt omdat de aristocratische bovenlaag geen zin had om de handen vuil te maken. Die gingen echt geen stuwen bouwen, of vis schoonmaken. Eigenlijk moesten de gewone mensen dat maar doen, vonden ze, maar ja, die dachten daar anders over en de aristocraat moest wel voorkomen dat ze hem niet meer moesten. Nee, dan toch maar veilig kiezen voor arbeidskrachten die deden wat hij zei. Maar, zo vervolgend de David, hoe zit het met anti-slavernij volken zoals de Yurok en andere zogenoemde ‘protestantse verzamelaars’ (zie aflevering 705) van wat nu noord-Californië wordt genoemd?*
*David Graeber en David Wengrow, The dawn of everything. A new history of humanity, 2021, e-book.