Hoe je voorkomt dat mensen tot slaaf worden gemaakt? Wel, je eist dat overwinnaars in welke strijd dan ook compensatie betalen voor elk genomen leven, tegen hetzelfde tarief dat je zou betalen als je schuldig zou zijn aan moord. Winnen werd zo tamelijk onhandig, in ieder geval nogal duur. Ideetje van anti-slavernij volken zoals de Yurok en, zo schrijven de Davids, een zeer efficiënte manier om groepsovervallen zowel fiscaal zinloos als moreel failliet te maken (zie ook aflevering 708). Dus niks ‘wee de overwonnenen’ (vae victis) maar ‘wee de overwinnaars’.*
Een andere manier om slavernij te voorkomen is zelf je handen uit de mouwen te steken, ongeacht je status. Sterker nog, je maakt ‘nederig’ werk, zoals houthakken of sjouwen met brandhout, tot een plechtige openbare plicht binnen belangrijke rituelen. Je ontleent je status niet aan steeds vetter, vadsiger en slomer te worden, nee, integendeel, je bent pas echt iemand als je je lichaam slank en lenig houdt, onder andere door matige voeding en meditaties in de zweethut. De oorspronkelijke bewoners van wat nu Californië heet, bijvoorbeeld de Yurok, lijken zich volgens Graeber en Wengrow terdege bewust te zijn geweest van het soort waarden dat ze verwierpen. Ofwel: ze zagen dingen bij de buren en besloten het tegendeel te doen.*
Zo ook in het spirituele en esthetisch leven. Waar het bij de samenlevingen aan de Noordwestkust ging om theatrale toneeleffecten en voor de gek houden, met bijvoorbeeld maskers die open en dicht klapten (zie ook aflevering 705), gaat het bij samenlevingen als de Yurok om het innerlijk zelf via discipline, serieuze training en hard werken. De verbinding met wat puur, zuiver, echt is in het leven, is ook terug te vinden in hun liederen en poëzie. De Californische kunst, aldus de Davids, heeft het gebruik van maskers volledig vermeden. De mensen in beide regio’s, hoewel elkaars tegenpolen, hielden zich wel allemaal op een extravagante manier bezig met arbeid. Alleen verschilden de vormen en functies van die arbeid enorm. De nadruk van de Noordwestkustelingen op uiterlijkheden ter meerdere eer en glorie van de aristocratische bovenlaag, heeft een ‘oogverblindende materiële cultuur’ opgeleverd waar musea dol op zijn, aldus de Davids (zie ook aflevering 702).*
De meerdere eer en glorie van de topfiguren bij hun tegenpolen zat in arbeid zelf. Hoe harder je werkte, hoe hoger je aanzien. Rijke mannen – en ja, zo schrijven de Davids in een bijzin, al deze samenlevingen waren beslist patriarchaal (waarbij ik mij afvraag hoe ze dat kunnen weten, want tot nog toe is er geen enkel woord aan vrouwen gespendeerd, maar dat terzijde) – moesten voor dit aanzien zelfdiscipline tonen, keihard werken en ervoor zorgen dat de minder bedeelden niet ten onder gingen. Nu zijn deze ‘protestantse’ samenlevingen met hun nadruk op innerlijkheid, zelfonderzoek en arbeid niet per se beter of slechter dan hun uitbundige buren, aldus de Davids. Ze willen alleen maar laten zien hoe het proces waarmee culturen zichzelf ten opzichte van elkaar definiëren in de kern altijd politiek is, omdat het zelfbewuste argumenten over de juiste manier van leven met zich meebrengt. Volgens de Davids is het veelzeggend dat juist in dit grensgebied tussen antropologische ‘cultuurgebieden’ (zie aflevering 700 voor meer hierover) de argumenten het sterkst lijken te zijn geweest.*
Mensen zijn eigenzinnige en fantasierijke wezens, maar er zijn wetenschappers die liever denken dat mensen volgens rationele berekeningen leven, alsof ze de fantasie van een of andere econoom waarmaken. Mensen, zo vinden de Davids, zijn in feite een willekeurige samenstelling van culturele elementen. Cultureel verschil is alleen maar een samenraapsel van toevalligheden, het is simpelweg maar net hoe dingen lopen. Het structuralisme (met haar niet-direct waarneembare/onbewuste structuren als basis van alle sociale verschijnselen) nam en het poststructuralisme neemt in feite toevalligheden als basis van hun sociale theorie. Hierdoor bestaat het idee dat we gedoemd zijn om eindeloos gedragspatronen op te voeren die noch wij noch wie dan ook zelf gecreëerd hebben, totdat een seismische verschuiving in het culturele equivalent van tektonische platen ons op de een of andere manier in een nieuwe, even onverklaarbare rangschikking doet belanden.*
Ja, de Davids luchten weer even hun hart 😉 Kortom, schrijven ze, dit soort benaderingen gaan ervanuit dat we allang hartstikke vast zitten en dat is voor ons dé reden om zoveel nadruk te leggen op het idee van zelfbeschikking. Iedereen moet, van de pleistocene mammoetjagers tot en met de mensen aan het einde van de laatste ijstijd, een mate van politiek zelfbewustzijn en politieke zelfreflectie hebben gehad. De intentie van de Davids is simpelweg om degenen die allerlei vormen van cultuur hebben gecreëerd, te behandelen als intelligente volwassenen die in staat waren om na te denken over de sociale werelden die ze opbouwden of verwierpen. Ter relativering halen ze een uitspraak van Marx aan: we maken onze eigen geschiedenis, maar de omstandigheden hebben we niet zelf gekozen.*
Historische gebeurtenissen vinden maar één keer plaats, we zullen nooit weten wat er anders had kunnen gebeuren. De toekomst kunnen we niet voorspellen, maar het lijkt erop dat zodra gebeurtenissen zich voordoen wij ze alleen maar als onvermijdelijk kunnen zien, aldus de Davids, terwijl je dat helemaal niet kunt weten. Dus is het onterecht om onze vroege voorouders in een mal te duwen omdat jij nu eenmaal een bepaald idee hebt, zoals het idee dat een of andere ideale onschuldige natuurstaat omvergeworpen werd door de opkomst van landbouw (zie aflevering 675).
*David Graeber en David Wengrow, The dawn of everything. A new history of humanity, 2021, e-book.