Feuilleton Abramovic - PhD

Aflevering 715 Wortels van vrouwenonderdrukking (43)

Susan Hol, The future is female, collage #5, 16062019.

Het woord ‘matriarchaat’ betekent iets heel anders dan gynarchie of gynocratie (politieke heerschappij door vrouwen, zie aflevering 714), schrijven de Davids in hun zoektocht naar de preciezere betekenis van ‘matriarchaat’. Zij zien een bepaalde logica als ze kijken naar de tegenhanger van ‘matriarchaat’, het woord ‘patriarchaat’. ‘Patriarchaat’ verwijst volgens de Davids in de eerste plaats naar het gezag van aartsvaders, dat wil zeggen mannelijke gezinshoofden, dus niet naar het feit dat mannen een openbaar ambt uitoefenen. Dit gezag wordt dan een symbolisch model voor en economische basis van mannelijke macht op andere terreinen van het sociale leven.*

Matriarchaat kan verwijzen naar een soortgelijke situatie als patriarchaat. De rol van moeders in het huishouden wordt dan op dezelfde manier een model voor en economische basis van vrouwelijk gezag in andere aspecten van het leven (wat niet noodzakelijkerwijs wil zeggen: een dominantie gebaseerd op een gewelddadigheid of uitsluiting), waar vrouwen als gevolg daarvan de algehele dagelijkse macht domineren. Op deze manier bekeken bestaan matriarchaten wel degelijk. Er waren samenlevingen, zoals Iroquois, waar een raad van vrouwen de traditionele woning (Langhuis voor vijf of zes gezinnen) runde en alle belangrijke voorraden kleding, gereedschap en voedsel controleerde. In deze en andere samenlevingen hadden vrouwen vetorecht over elke beslissing die in mannenraden werden genomen.*

Het is een beetje jammer, maar de Davids voelen zich blijkbaar verplicht om te schrijven dat zoiets als bij de Iroquois ongebruikelijk is. Al voegen ze eraan toe dat ze het hebben over de laatste tweehonderd jaar aan etnografische verhalen. Nu duidelijk is dat zoiets wel degelijk kan bestaan, is er volgens hen alle reden om aan te nemen dat dit mogelijk gebruikelijker was in neolithische tijden. Ofwel, er is geen enkele reden om aan te nemen dat Gimbutas, door deze gebruiken daar te zoeken, iets deed dat fantasierijk of misplaatst was. Het is zoals met alle hypotheses, schrijven ze, je maakt een afweging op basis van bewijzen. Waarmee de Davids weer terug zijn bij de Çatalhöyük.*

Oh ja, daar waren ze mee bezig, Çatalhöyük, de beroemdste neolithische nederzetting in de wereld, en het landbouwvraagstuk: ‘een revolutie die nooit plaatsvond’ (zie aflevering 710). Nieuwe recentere opgravingen met nieuwe methoden dwongen wetenschappers hun patriarchale mythen over Çatalhöyük te herzien. Grote verrassing was ook dat de prehistorische zwaarlijvige vrouwenbeeldjes, eerder gemythologiseerd tot ‘moedergodin’, zich niet in heiligdommen of op tronen bevonden maar op de vuilnisbelten buiten de huizen, met afgebroken hoofden (zie aflevering 711).

En dan heb ik nu een probleem. Die beeldjes van vrouwen kun je beschrijven of er een foto van tonen. Da’s 1. Verder kun je allerlei interpretaties op die beeldjes loslaten. Da’s 2. Tot slot kun je 1 en 2 door elkaar mixen tot een, nou ja, op geen enkel bewijs gebaseerd verhaal. Da’s 3. De Davids doen 3, maar halen zichzelf steeds onderuit. Dat laatste is prima, maar ondertussen hebben ze wel dat fantasieverhaal verteld. Mijn hersens raken in de knoop! Dus ik ga nu eerst die vrouwfiguurtjes laten zien en/of beschrijven. Ik maak daarbij gebruik van Herstory of Art (2012) van Karin Haanappel. Wat ik daarbij achterwege laat is de toevoeging ‘venus’ bij al die beeldjes. Waarom? Zo staan ze toch alom bekend? Precies en dat moet stoppen, ik vind het ergerlijk. Zoals Haanappel schrijft berust de term ‘venuskunst’ op een ‘misverstand, zoals vaker voorkomt in de kunstgeschiedenis’ (2012, p.10). Hoezo dan?

Midden achttiende eeuw werden op grote schaal archeologische opgravingen gedaan, op zoek naar schatten uit de klassieke oudheid. ‘In 1864 werd in de Dordogne een klein beeldje ontdekt.’ Het beeldje is bijna acht centimeter groot, uit ivoor gesneden en lijkt op een jong meisje ‘zonder hoofd en armen, maar met een heel duidelijke poort des levens’. Het bevindt zich in Musée de l’Homme (de link leidt naar een foto) in Parijs. Het beeldje, qua leeftijd geschat op ±14.000 v.Chr., ‘kreeg de naam Vénus impudique (de onzedige Venus), omdat zij schaamteloos haar naaktheid toont. Destijds vond men naakte vrouwen een schande, tenzij het een verheven onderwerp betrof zoals de mythologische godin Venus, die geboren werd uit het schuim van de zee en derhalve wel naakt moest worden afgebeeld. Venus was enorm populair bij mannelijke kunstenaars, al was het alleen maar om een excuus te hebben om vrouwelijk naakt te kunnen bestuderen en weergeven.’ (2012, p.11)

Waarom kreeg het beeldje de naam Vénus impudique? Nou, gewoon, alleen vrouwen die hun lichaam verkopen tonen zo openlijk hun geslachtsorganen, dûh. ‘Dit meisje moest dus wel een voorbeeld zijn van steentijdporno. Daarmee werd de toon gezet: voortaan zouden de naakte vrouwenbeeldjes uit de steentijd vanuit seksistisch oogpunt Venussen worden genoemd, al waren ze absoluut geen representatie van de mythologische Venus, want die bestond nog niet vóór de klassieke oudheid, zelfs geen barbaarse variant ervan. Door prehistorische kunst als seksistisch en pornografisch te bestempelen, ontstaat de indruk dat deze beeldjes uitsluitend bedoeld waren als lustobject voor mannen.’ (2012, p.12)

*David Graeber en David Wengrow, The dawn of everything. A new history of humanity, 2021, e-book.

About the author

Susan Hol

Ontdek meer van Susan Hol

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder