In Herstory of Art (2012) van Karin Haanappel (zie ook aflevering 715) staan om te beginnen twee oudste vrouwenbeeldjes ter wereld. De een is zes centimeter groot, naar schatting 400.000 jaar oud en gevonden nabij Tan-Tan in Marokko (±500.000-300.000 v. Chr.), de ander bij het meer Brichat Ram op de Golanhoogten (±800.000-230.000 v.Chr.). Het Tan-Tan-beeldje kan van een steen zijn geweest die van nature al wat op een menselijke figuur leek, schrijft Haanappel, maar uit onderzoek blijkt dat ze door mensenhanden is bewerkt en rood beschilderd. ‘Rode oker werd door de prehistorische mens veel gebruikt en is in verschillende graven over de hele wereld teruggevonden’, schrijft ze. Om eraan toe te voegen dat er ook nu nog culturen zijn die rode oker gebruiken en dat dit symbool staat voor het levensbloed en de regeneratie (herleving, wedergeboorte, hernieuwing). (2012, p.10)
Een derde beeldje in Haanappels boek is een vrouwfiguurtje van zes centimeter. Ze is in 2009 in de grot van Hohle Fels, nabij Ulm in Zuid-Duitsland gevonden. ‘De ouderdom wordt geschat op 40.000 jaar. Het is gemaakt van mammoetivoor en is zeer gedetailleerd uitgewerkt. Overduidelijk zijn de vrouwelijke vormen geaccentueerd, zoals borsten, buik en poort des levens. Op de plaats van het hoofd zit een ring die sporen van slijtage vertoont, wat doet vermoeden dat dit beeldje als hanger is gebruikt.’ Dit beeldje werd ‘aan de wereld gepresenteerd als prehistorische pin-up, playmate of the year, seksspeeltje voor mannen en prototype ‘lekker ding’. Dit soort uitspraken zegt natuurlijk meer over de male gaze die vandaag de dag nog steeds heerst dan over de werkelijke betekenis van het beeldje.’ Je moet natuurlijk, zo schrijft ook Haanappel, kunst beschouwen in de context van de tijd waarin het is gemaakt. (2012, p.13) Een open deur, die laatste opmerking, maar het moet nog regelmatig gezegd worden.
Het overbekende vrouwfiguurtje dat bij Willendorf is gevonden is van ± 25.000 v.Chr. Het elf centimeter grote beeldje is van kalksteen en heeft sporen van rode oker. Het gros (zo’n 95 procent) van de vrouwfiguurtjes is gevonden op de toendrasteppe die liep van Centraal-Europa via Azië over de Beringstraat tot in Noord-Amerika. Deze steppe ‘diende als snelweg die oost en west met elkaar verbond’, schrijft Haanappel. ‘Alle gevonden beeldjes vertonen zichtbare overeenkomsten’, vervolgt ze en vindt dat er sprake is van een mondiaal, gemeenschappelijke symbolentaal. ‘De beeldjes zijn klein van formaat en het materiaal is heel divers: gebakken klei, kalksteen, mammoetivoor, beenderen, gehouwen in reliëf in rotsblokken. Zij stellen alle vrouwen voor in hun vruchtbare levensfase met volle borsten, bolle buik en billen en een realistische weergave van de poort des levens. Nagenoeg alle beelden zijn beschilderd met rode oker.’ (2012, p.15)
En ze gaat verder: ‘Vaak is er sprake van steatopygie’, schrijft ze. Gelukkig legt ze dat in een voetnoot uit: ‘een extreme vorm van vetafzetting op de billen bij vrouwen en is vermoedelijk ontstaan als aanpassing in tijden van onvoorspelbare voedselvoorzieningen’ (2012, p.139). ‘Als het hoofd wordt weergegeven, is het naar beneden gericht waarbij het gezicht niet is uitgewerkt: het gaat duidelijk niet om het individu. Het hoofd is meestal bedekt met een mutsje. De (dunne) armen liggen op de borsten of op de buik en de navel is vaak duidelijk geaccentueerd.’ Tot slot beschrijft Haanappel dat de meest vrouwfiguren een staande houding hebben, zonder uitgewerkte voeten, waarna het interpreteren begint met termen als ‘vruchtbaarheid’ en ‘cyclus van het leven’ en ‘creatieve, kosmische, vrouwelijke oerkracht’. (2012, p.15)
Al studerende op deze zaken bedacht ik ineens: wat worden die beeldjes eigenlijk ontzettend serieus genomen, misschien hadden vrouwen gewoon lekker samen lol tijdens het maken ervan en hechtten ze er niet eens zoveel waarde aan. En wat ik ook nog moet opmerken is dat zo langzamerhand de overtuiging groeit dat vrouwen de beeldjes hebben gemaakt. Het idee dat mannen ze maakten stamt uit de oude mannelijke door porno beheerste belevingswereld. Hun redenering ging ongeveer zo: de beeldjes zijn porno, is dus iets met mannen, alleen mannen zijn scheppend en creatief, dus waren het mannelijke kunstenaars.
Haanappel merkt nog twee opvallend feiten op. Ten eerste dat de naakte beeldjes kledingstukken hadden en ten tweede dat dit ontdekt is door een vrouwelijke wetenschapper. Een Britse geleerde, zo noteert Haanappel, merkte op dat hij nooit verder dan de borsten was gekomen. (2012, p.15-16) Dûs. Nee, ja, wij zijn hartstikke objectief hoor. Tuurlijk…
Goed, wat waren dan die kledingstukken? ‘… schouderbanden, borstbanden, heupgordels en rokken van gras en touw. Het feit dat er kledingstukken worden afgebeeld, geeft aan dat de naald-en-draad-techniek was uitgevonden.’ Er is inmiddels bewijs dat de oorsprong en toepassing van deze techniek bij vrouwen liggen. ‘Ook door middel van vlecht- en weeftechnieken kon kleding worden gemaakt, evenals manden voor voedsel en tenten om in te wonen.’ Naar de exacte betekenis van de kledingstukken is het gissen, maar opvallend is wel hoe precies en gedetailleerd de weef- en vlechtpatronen zijn weergegeven. Ze vertonen gelijkenis met dezelfde patronen op aardewerk in latere perioden. (2012, p.15-16)
Tan-Tan-beeldje; Berekhat Ram beeldje; Hohle Fels beeldje; Willendorf beeldje; Laussel reliëf in kalksteen