Foto gevonden bij Aktüel Arkeoloji.
Hoewel er dus eigenlijk alleen maar vrouwbeeldjes gevonden zijn in Çatalhöyük (zie aflevering 717), is er geen bewijs dat de vrouwelijke inwoners een betere levensstandaard hadden dan de mannelijke. Graeber en Wengrow kunnen dit stellen, omdat de in Çatalhöyük gevonden menselijke tanden en skeletten tot in detail zijn bestudeerd en daaruit geen verschil in voeding en gezondheid naar voren komt. Alle lichamen hebben ook dezelfde rituele behandeling ondergaan. Om toch een lans te breken voor de mannen, wijzen de Davids op de muurschilderingen die voornamelijk jagende mannen en jongens tonen.*
Een nieuwe ontdekking bij recent onderzoek in Çatalhöyük is dat er geen enkel bewijs is voor een of ander centraal gezag. Elk huishouden in het behoorlijk grote en dichtbevolkte gebied is min of meer een wereld op zichzelf, met een eigen plek voor opslag, productie en consumptie. Het lijkt er ook op dat elk huishouden zo de eigen rituelen eropna hield, vooral bij de behandeling van de doden, hoewel het volgens de Davids mogelijk zou kunnen zijn dat specialisten in rituelen een handje hielpen. Het is niet duidelijk welke sociale regels en gewoonten er waren om die huishoudelijke autonomie in stand te houden. Wel werden deze regels waarschijnlijk binnen het huishouden geleerd, via ceremonies en kleine routines in huishoudelijke taken (koken, schoonmaken) en andere klusjes.*
Volgens de Davids doet dit alles vaag denken aan de Noordwestkust, waar de samenleving een verzameling grote huizen was.* Heel vaag dan, want ik zie echt niet waar ze op doelen, lees de afleveringen 688, 702, 704-706 en 708-709 maar na. Of het gaat alleen om die grote verzameling huizen. Als dat zo is, snap ik echt niet waarom ze de Noordwestkust-bewoners erbij halen. Ze noemen wel een nogal belangrijk verschil tussen de bewoners van de neolithische huizen en de Noordwestkustelingen, namelijk dat in Çatalhöyük geen enkel teken is gevonden van verdeeldheid in rangen en standen. De Noordwestkustelingen lustten daar juist wel pap van.
Aan het nauwkeurig reproduceren van het ontwerp, het interieur en de inrichting van huizen, valt af te lezen dat de inwoners van Çatalhöyük grote waarde hechtten aan bepaalde gebruiken. Een huis werd vijftig tot honderd jaar gebruikt, waarna deze voorzichtig uit elkaar werd gehaald. Het restant werd opgevuld bij wijze van fundering voor het te bouwen nieuwe huis. De lemen muren werden eeuwenlang bovenop elkaar op dezelfde locatie gebouwd in een periode die oploopt tot een heel millennium. Nog verbazingwekkender, aldus de Davids, zijn de met modder (leem) gebouwde haarden, ovens, opslagbakken en platforms: deze herhalen in al die eeuwen vaak dezelfde constructiepatronen. Daarnaast komen bepaalde beelden en rituele installaties in al die eeuwen keer op keer terug, in verschillende weergaven, maar op dezelfde locaties.*
Hebben we hier dan eindelijk de felbegeerde ‘egalitaire samenleving’ (zie aflevering 684 en verder) gevonden? Er zijn geen tekenen van een zelfbewust egalitair ideaal in de zin dat kunst, architectuur of de materiële cultuur allemaal op dezelfde manier zijn weergegeven, maar er zijn dus ook geen tekenen van rangen en standen. Wat wel is gevonden in de huizen: het verschil in hoeveelheden jachttrofeeën, begrafenisplatforms en obsidiaan (donker vulkanisch glas, gevonden in de hooglanden van Cappadocië, ruim 200 km naar het noorden). Volgens de Davids duiden huizen met grotere hoeveelheden van dit soort dingen op een zekere mate van hoger aanzien. Ze verbinden die grotere hoeveelheden met autoriteit en de leeftijd van de bewoner – misschien die eerdergenoemde matriarch (aflevering 717) – van het huis.
Er is in ieder geval geen ‘elitebuurt’ gevonden en in de figuratieve beschilderingen omvatten mannelijke thema’s niet het vrouwelijke, en omgekeerd ook niet. Als de Davids er dan iets over kunnen zeggen, is het dat het lijkt of de twee domeinen apart gehouden werden, in verschillende woonsectoren. Maar eigenlijk is voor de Davids het opvallendst in alle gevonden kunst en rituele uitingen, dat er nergens ook maar enige verwijzing is te vinden van landbouw. Er zijn wat organische resten gevonden bij elk huis van tarwe, gerst, schapen en geiten, maar eigenwijs als ze waren bleven ze voornamelijk jagen en verzamelen.*
*David Graeber en David Wengrow, The dawn of everything. A new history of humanity, 2021, e-book.