Graeber en Wengrow moeten nog even door over de verstedelijking (zie aflevering 725). Hun zoektocht is vooral ingegeven door allerlei verkeerde aannamen van hun collega’s, die met glanzende ogen allerlei eeuwige koninkrijken dachten gevonden te hebben. Nieuw, modern onderzoek laat zien dat dit niet klopt. In de vroege steden ging het vooral om samenwerken, allemaal je steentje bijdragen, en dit was niet nieuw maar eerder oud gedrag dat werd voortgezet. Zelfs in tijden van opkomende heersers moesten ook die de handen uit de mouwen blijven steken. Het idee dat stedelingen heersers nodig hadden om de boel te regelen blijkt in ieder geval in Mesopotamië totaal niet het geval. Deze stedelingen hadden zichzelf georganiseerd in autonome zelfbesturende eenheden en als heersers te vervelend werden, werden ze verdreven of verlieten de stedelingen gewoon zelf met z’n allen de stad.*
Vervolgens besteden de Davids veel aandacht aan de stad Uruk, wat allemaal prachtig te lezen is op wikip. Wat willen zij met dat verhaal? Tja, de conclusie is dus dat we de opkomst van wat we ‘de staat’ zijn gaan noemen – en dan vooral aristocratieën en monarchieën – niet echt kunnen begrijpen, behalve misschien in de bredere context van tegenreacties. Hier komen de buren weer opduiken (zie bijv. aflevering 699 en verder). Daar waar steden gebaseerd zijn op gelijkheid, hebben ze vaak buren die juist enorm voor de helden en heersers gaan. De Davids zetten Uruk naast/tegenover Arslantepe (lees wikip. voor info), en komen met nog meer voorbeelden van heel vroege steden.*
Wat toenemend en telkens weer duidelijk wordt is dat antropologen, archeologen en andere academici elke keer vondsten uit opgravingen hebben geïnterpreteerd vanuit hun eigen ideeën over de staat, hiërarchie, heersers en andere machthebbers. In dat plaatje/sprookje staat De Grote Man aan het roer, bijgestaan door iets minder maar toch nog best wel grote mannen, die weer legers en politiemachten aanvoerden, en die met z’n allen het plebs wel even aan het werk en onder controle zal houden. Kortom, de kapitalistische constructie. Niet dat dit misschien nooit ergens voorkwam, maar het is beslist geen blauwdruk voor elke samenleving ooit in de geschiedenis van de mens.
Het gezoek naar de oorsprong van de staat duurt al bijna net zo lang en is net zo felomstreden als het gezoek naar de oorsprong van sociale ongelijkheid. Volgens de Davids is dat gezoek in vele opzichten nogal dwaas. Het algemene idee is dat, omdat zo ongeveer iedereen in de wereld onder het gezag van een staat leeft, dit altijd zo geweest moet zijn. Niet dus. Pas in eind zestiende eeuw muntte een Franse rechter, Jean Bodin, de term ‘de staat’. De man, inmiddels bekend om zijn diepe haat tegen vrouwen, schreef trouwens ook een invloedrijke verhandeling over hekserij, weerwolven en de geschiedenis van tovenaars. Het duurt tot eind negentiende eeuw voordat iemand een eerste poging doet tot een systematische definitie van ‘de staat’. Dit was de Duitse filosoof Rudolf von Ihering en volgens hem moet een staat worden gedefinieerd als elke instelling die een monopolie claimt op het legitieme gebruik van dwang binnen een bepaald gebied. Deze definitie is sindsdien vereenzelvigd met de socioloog Max Weber.*
Volgens deze definitie is een regering een ‘staat’ als zij aanspraak maakt op een bepaald stuk land en erop staat dat zij, binnen haar grenzen, de enige instelling is wiens vertegenwoordigers mensen kunnen doden, in elkaar slaan, hun lichaamsdelen afsnijden of ze opsluiten in kooien; of, zoals Von Ihering benadrukte, die kan beslissen wie anders het recht heeft om dit namens hem te doen. Deze definitie werkte redelijk goed voor moderne staten, maar het werd al snel duidelijk dat heersers in het grootste deel van de menselijke geschiedenis echt niet zulke grootse claims legden – of, als ze dat wel deden, deze claims net zo veel waarde hadden als hun claims op de getijden of het weer.*
De marxisten boden een genuanceerdere definitie. Volgens hen verschijnen staten voor het eerst in de geschiedenis om de macht van een opkomende heersende klasse te beschermen: zodra een groep mensen routinematig leeft van de arbeid van anderen, zullen ze noodzakelijkerwijs een structuur van regels creëren, officieel om hun eigendomsrechten te beschermen, in werkelijkheid om hun voordeel te behouden (Rousseau kwam hier ook mee). Probleem: hoe definieer je uitbuiting, plus – aldus de liberalen – dat je hiermee elke mogelijkheid uitsluit dat de staat ook voordelen kan bieden.*
De foto bij dit blog staat ook in aflevering 106 over feministische kunst.
*David Graeber en David Wengrow, The dawn of everything. A new history of humanity, 2021, e-book.