De onaangename associaties met het woord ‘bureaucratie’ komen niet zozeer van het bijhouden van informatie, want dat kan handig zijn en doeltreffend, en zorgen voor een eerlijke verdeling van verantwoordelijkheden (zie aflevering 738). Nee, ‘bureaucratie’ roept routinematige dommigheid op door de mogelijkheden die het geeft om onpersoonlijke eisen te stellen, eisen die geen rekening houden met de unieke situaties van individuele bewoners. Er samen uitkomen zodat iedereen zich eerlijk behandeld voelt, verdwijnt in de handen van soevereine macht en wordt een waar monster met gevleugelde worden als: ‘regels zijn regels, je hebt je er maar aan te houden’.*
Het is een van de grote ironieën van de geschiedenis, schrijven Graeber en Wengrow, dat Madame de Graffigny’s idee van de Inca-staat als een model van een welwillende, bureaucratische orde (zie aflevering 732), in feite voortkomt uit een verkeerde lezing van bronnen. Al is dit een veelgemaakte fout, voegen de Davids eraan toe. De Graffigny verwarde de sociale voordelen van lokale, zelfgeorganiseerde administratieve eenheden (ayllu, zie aflevering 738) met een keizerlijke Inca-bevelstructuur. Die laatste diende in werkelijkheid bijna uitsluitend om leger, priesterschap en administratieve klassen te bevoorraden. Staatsbureaucratie corrumpeert een van de meest fundamentele bouwstenen van het sociale leven door een samenvloeiing van mathematica en geweld.*
De realiteit van macht, in moderne en oude samenlevingen, is dat er een kloof is tussen wat elites beweren te kunnen doen en wat ze werkelijk kunnen doen. Er was geen altijd-al-bestaande-staat, een staat is niet het resultaat van een lang evolutionair proces sinds de bronstijd. Er is een samenvloeiing van drie politieke vormen met een verschillende oorsprong, de door de Davids regelmatig genoemde soevereiniteit, bureaucratie en charismatische wedijver (zie o.a. aflevering 729 en verder). De staten van nu zijn simpelweg ook maar één manier waarop die drie samenvloeien, alleen is deze keer de macht van koningen in handen van een entiteit die ‘het volk’ (of ‘de natie’) wordt genoemd, bestaan bureaucratieën ten behoeve van dit ‘volk’, en wordt een variatie op de oude, aristocratische kampen en overwinningen opnieuw bestempeld als ‘democratie’, meestal in de vorm van nationale verkiezingen. Aan dat alles is helemaal niets onvermijdelijk.*
Lijkt mij logisch ondertussen, maar de Davids voelen zich genoodzaakt om te herhalen dat als bewijs van deze niet-onvermijdelijkheid vereist is, ze alleen maar hoeven te wijzen op het uiteenvallen van de huidigemengelmoes van elementen, de moderne staten. Neem bijvoorbeeld de huidige planeet-bureaucratieën, zoals de WTO of het IMF, zonder overeenkomstig beginsel van mondiale soevereiniteit (zie aflevering 730). Of het hele gebeuren van crypto-valuta’s tot particuliere beveiligingsbureaus, die de soevereiniteit van staten ondermijnen. Dus eens, lang geleden, werd ons verteld dat ‘beschaving’ en ‘staat’ als samengevoegde entiteiten tot ons zijn gekomen, als een historisch pakket, als een gegeven paard dat je niet in de bek mag kijken, nooit en te nimmer. Dit sprookje heeft lang geduurd, maar nu is duidelijk dat ‘beschaving’ en ‘staat’ in feite verwijzen naar een complexe samensmeltingen van elementen met elke een heel andere oorsprong en die momenteel uit elkaar drijven. Op deze manier bezien, aldus de Davids, betekent het heroverwegen van de basale vooronderstellingen van sociale evolutie het heroverwegen van het hele idee van politiek zelf.*
Wat is dat eigenlijk, ‘beschaving’, wat betekent die term? Als mensen het hebben over ‘vroege beschavingen’, dan gaat het meestal om samenlevingen van een bepaalde schaal en monumentaliteit, zoals faraonisch Egypte, Inca Peru, Azteeks Mexico, Han-dynastie China, keizerlijk Rome en het oude Griekenland. Dit waren allemaal enorm gelaagde samenlevingen (sociale klassen), grotendeels bijeengehouden door autoritaire regeringen, geweld en de radicale onderdrukking van vrouwen. De schaduwkant van dit concept van beschaving is de opoffering van de drie fundamentele vrijheden (beweging, autonomie, relaties; zie aflevering 727), en van het leven zelf, ter wille van iets dat altijd onbereikbaar is – of dat nu een ideaal van wereldorde is, een opdracht van de hemel, of zegeningen van onverzadigbare goden.*
Het probleem is de aanname dat ‘beschaving’ oorspronkelijk verwijst naar de gewoonte om in steden te leven, en dat steden vervolgens als staten zijn aangeduid. Dit klopt niet. Het woord ‘beschaving’ stamt van civilisatie, wat is afgeleid van het Latijnse ‘civilis’, wat verwijst naar kwaliteiten als politieke wijsheid en wederzijdse hulp die samenlevingen in staat stellen zichzelf te organiseren via vrijwillige samenwerking. Ofwel de kwaliteiten van de ayllu (zie aflevering 738) of de Baskische dorpen en niet die van de Inca-hovelingen of Shang-dynastieën. Als wederzijdse hulp, sociale samenwerking, burgeractivisme, gastvrijheid of simpelweg de zorg voor anderen het soort dingen zijn die je echt beschaving kunt noemen, dan begint het schrijven deze ware geschiedenis van beschaving nog maar net.
*David Graeber en David Wengrow, The dawn of everything. A new history of humanity, 2021, e-book.